Ai Weiwei (°1957) is wereldwijd de bekendste Chinese kunstenaar. Hij zet zich ook in voor
mensenrechten en vrije meningsuiting. Zijn vader, Ai Qing (1910-1996), is minder bekend: hij was
dichter en vertrouweling van Mao, maar werd in 1957 als ‘Rechts element’ veroordeeld tot
heropvoeding door dwangarbeid, iets wat duizenden intellectuelen niet overleefden. Hun botten
werden 50 jaar later teruggevonden in het woestijnzand (p. 434-435, p. 463).
Tijdens de Culturele Revolutie werd het gezin nogmaals hard aangepakt: ze werden verbannen, eerst
naar het koude noordoosten, dan naar ‘Klein Siberië’, een woestijngebied ten noorden van Ürümqi,
in Xinjiang.
Ai Weiwei begint zijn memoires met de geboorte van zijn vader in 1910. Tot zijn vierde jaar werd hij
gezoogd en opgevoed door een arme vrouw, die haar eigen dochtertje verdronken had. Tussendoor
vermeldt de schrijver ook politieke gebeurtenissen, weliswaar niet altijd in de juiste chronologische
volgorde: het einde van de Mantsjoe-keizers, die 266 jaar lang heersten over de Han-Chinezen; de
conferentie van Versailles, waar de Duitse concessies Qingdao en Shandong aan Japan toegekend
werden; de oprichting van de Chinese Communistische partij (CCP) in 1921 met de hulp van Henk
Sneevliet.
In 1928 ging zijn vader naar de kunstacademie in Hangzhou en in 1929 voor drie jaar naar Parijs. Daar
maakte hij kennis met de Russische literatuur en met de poëzie van Emile Verhaeren, die hij later
vertaalde in het Chinees. In 1932 trok hij zonder diploma naar Shanghai, waar hij door de Franse
bezetters aangehouden werd wegens het bezit van communistische lectuur. Daarvoor kreeg hij zes
jaar cel, waarvan drie jaar effectief. Daarna werd hij leraar Chinees en was hij ook actief als dichter.
In 1937 begon de grootscheepse Japanse invasie, met een massale slachtpartij in de hoofdstad
Nanjing en andere brutaliteiten zoals het stropen van de huid van mensen. Ai Qing moest met vrouw
en dochtertje verschillende keren vluchten. Hij schreef gedichten over de oorlog en een boek over
poëzie. In 1939, toen zijn vrouw een tweede keer zwanger was, werd hij verliefd op een andere
vrouw, die hem afwees en vervolgens op de 17-jarige Wei Ying, een vroegere leerling, met wie hij
trouwde. Op vraag van Zhou Enlai verhuisden hij en Wei Ying in 1941 naar Yan’an, waar ze in een
grot woonden en waar hij bezoek kreeg van Mao. In 1942 kregen de intellectuelen ruzie met Mao
wegens hun kritiek op de privileges van de top. Mao besliste dan dat schrijvers en kunstenaars enkel
op zichzelf nog kritiek mochten uiten (p. 101). Zijn ‘Rectificatiebeweging’ (1942-1945) hield in:
kruisverhoren, eenzame opsluitingen, martelingen om bekentenissen af te dwingen of anderen aan
te klagen. Zelfs Ai Qing ging over tot veroordeling van een kritische medeschrijver, Wang Shiwei, die
gevangen en in 1947 geëxecuteerd werd (p. 107-109). Dank zij Zhou Enlai werd Ai Qing (voorlopig)
gezuiverd van verdenking en in 1945 toegelaten tot de CCP. In dat jaar begon ook de Mao-cultus (p.
110).
Op 15 augustus 1945 gaf Japan zich over. De oorlog had aan bijna 20 miljoen Chinezen het leven
gekost (p. 111). Vanaf 1946 ging de burgeroorlog verder. De CCP confisqueerde alle gronden en
deelde ze (tijdelijk) uit aan de boeren, die 80% van de bevolking uitmaakten. In 1950 eiste de partij
de gronden weer op en werden ze collectief bezit. In 1949 kwam de CCP als overwinnaar uit de strijd.
De auteur vertelt niets over de Russische hulp hierbij. Ai Qing mocht de nieuwe vlag uitkiezen: rood
met vijf gele sterren (p. 117).
In 1950 mocht hij een reis van vier maanden maken door de Sovjet-Unie en werd daar opnieuw
verliefd op een oud-leerling. In 1954 mocht hij naar Chili om de 50 ste verjaardag te vieren van Pablo
Neruda. In 1955 werd hij weer verliefd, nu op Gao Ying, die in 1957 de moeder werd van Ai Weiwei.
In april 1957 lanceerde Mao zijn ‘Honderd Bloemen Campagne’, die aanmoedigde kritiek te leveren
op de partij en de regering. 550.000 intellectuelen werden dan opgepakt als ‘Rechtse elementen’:
“haaien, met scherpe tanden, die mensen bijten”, aldus Mao. Ze kregen zware dwangarbeid. Slechts
twee op de tien van hen overleefden dit. Sindsdien vormen intellectuelen een marginale groep in de
Chinese samenleving en spelen ze geen rol van betekenis meer (p. 106).
2
Ai Qing mocht Pablo Neruda nog begeleiden op zijn tweede reis door China, maar bij het afscheid
was hij er niet meer bij: hij werd uit de CCP gezet en met zijn gezin verbannen naar het noordoosten,
niet ver van Vladivostok (p. 146-147). In 1959 was hij er zo erg aan toe, dat het gezin even naar
Beijing mocht, maar dan vlogen ze naar Shihezi, ten noorden van Ürümqi in Xinjiang. Daar
ontmoetten ze Xi Zhongxun, de vader van de huidige Xi, die zei dat Ai helemaal geen ‘rechts element’
was. Ondertussen woedde in China van 1959 tot 1961 een grote hongersnood ten gevolge van de
Grote Sprong Voorwaarts, die aan tientallen miljoenen het leven kostte (p. 154).
In 1966 ontketende Mao zijn gewelddadige Culturele Revolutie, de ergste van zijn meer dan 50
politieke campagnes (p. 171). Schrijvers, leraren en rectoren werden doodgemarteld door de Rode
Gardes. Ook bij Ai Qing in Shihezi vielen ze meermaals binnen. Lin Biao vluchtte in 1971 naar de SU,
maar kwam om. In 1972 kwam Nixon naar China en normaliseerden China en Japan hun
betrekkingen. In 1973 mocht Ai Qing na 15 jaar ballingschap even naar Beijing voor een oogoperatie
en in 1975 een tweede keer.
In januari 1976 stierf premier Zhou Enlai, vriend van Ai Qing en de meest humane in de partijtop. In
juli verwoestte een aardbeving de stad Tangshan met 200.000 doden als gevolg. In september stierf
Mao. Premier Hua Guofeng verklaarde de Culturele Revolutie meteen voor beëindigd.
In 1978 kwam Deng aan de macht. Hij rehabiliteerde de ‘Rechtse elementen’ van 1957, voor zover ze
nog leefden. In 1979 werd Ai Qing volledig gerehabiliteerd, met herstel van zijn partijlidmaatschap en
salaris. Hij mocht zelfs voor het eerst sinds 1954 op reis en nog wel naar West-Duitsland, Oostenrijk
en Italië. In München droeg hij een gedicht voor over de Berlijnse Muur. Dat werd ook voorgelezen
toen de Muur in november 1989 viel (p. 191-192).
In december 1978 verscheen op een muurkrant een pleidooi voor een ‘Vijfde Modernisering’:
democratie. De auteur, Wei Jinsheng, werd in 1979 opgepakt en veroordeeld tot 15 jaar cel!
In 1981 emigreerde Ai Weiwei naar Amerika. Helaas diende hij op zijn examen kunstgeschiedenis een
blanco formulier in, waardoor hij zijn studiebeurs kwijtspeelde (p. 211-212). In 1987 hield hij zijn
eerste solotentoonstelling in New York. Vandaar volgde hij in 1989 de protesten op Tiananmen, waar
kunstenaars een vrijheidsstandbeeld geplaatst hadden en waar een leger van 300.000 man het vuur
opende op vreedzame studenten. Nadien werd een nieuwe granieten bestrating aangelegd op de 40
km lange en 60 à 120 m brede Chang’an-laan (‘Laan van de Eeuwige Vrede’) en op het ‘Plein van de
Hemelse Vrede’ om de vele bloedvlekken weg te wissen (p. 249).
In 1993 keerde Ai Weiwei na 12 jaar en zonder diploma terug uit New York naar Beijing, waar de
mensen nog in angst leefden sinds Tiananmen (p. 245). Hij hield zich bezig met kunst en met boeken
uitgeven. Zijn vader stierf in 1996. In 2002 noemde de stad Jinhuan een park naar hem. Ai Weiwei
bouwde een kunstgalerij in Caochangdi nabij Beijing. Vanaf 2003 mocht hij het Vogelneststadion mee
ontwerpen voor de Olympische Spelen van 2008.
Vanaf 2005 schreef hij blogs met maatschappijkritiek op het internet en bereikte zo een steeds
groter publiek. Hij werd dus ‘gevaarlijk’ en einde 2008 sloot de overheid zijn blog (p. 308).
In 2007 organiseerde hij een reis naar Documenta in Kassel. Hij nam 1.001 Chinezen mee, uit alle
rangen en standen. In 2008 leerde hij, na tien jaar huwelijk met Lu Qing, zijn tweede vrouw kennen:
Wang Fen. In 2009 beviel ze van Ai Lao. Hij zette zich in voor de vele slachtoffers van de aardbeving
in Sichuan, maar de overheden weigerden de namen van de meer dan duizend dode schoolkinderen
bekend te maken. In Chengdu kreeg Ai Weiwei van de politie harde klappen op zijn hoofd toen hij
daar het proces tegen een brave activist wou bijwonen. In september 2009 werd hij daaraan
geopereerd in München (p. 330-336). In dat jaar werd schrijver Liu Xiaobo veroordeeld tot 11 jaar
cel, een jaar later kreeg hij de Nobelprijs voor de vrede. In 2017 overleed hij in de gevangenis aan
kanker (p. 351-369).
Vanaf 2010 werd Ai Weiwei permanent in het oog gehouden, geregeld kreeg hij huisarrest, zijn
nieuw kunstatelier in Shanghai werd gesloopt, in 2011 werd hij aangehouden wegens ‘aanzetten tot
ondermijning van de staat’. Buitenlandse premiers pleitten voor zijn vrijlating. Na 81 dagen cel werd
hij vrijgelaten op voorwaarde dat hij Beijing niet zou verlaten, niet online zou gaan, niet met de
media zou praten en zich wekelijks zou melden bij de politie (p. 403). Hij hield zich daar niet aan.
3
In november 2011 kreeg hij een belastingaanslag van 2,4 miljoen dollar, terwijl er maar een paar
honderd dollar op zijn rekening stond. Met donaties van 30.000 Chinezen kon hij zich redden (p. 412-
417). Eind 2012 kwam Elton John naar Beijing. Hij ontving Ai Weiwei en droeg zijn optreden op aan
hem voor zijn moed. Nadien mocht de Brit nooit meer optreden in China (p. 423-424). In 2011-2014
hield Ai Weiwei verschillende tentoonstellingen in het buitenland, maar hij had reisverbod. In 2015
eindigde zijn vier jaar durend huisarrest (p. 441). Hij kreeg zijn paspoort terug en mocht met vrouw
en kind emigreren naar Berlijn. In 2016-2017 maakte hij een documentaire over de
vluchtelingencrisis (die hem sterk aangreep) en hij verwerkte ze ook in zijn kunst (p. 450-452).
Sinds 2015 woont hij dus in Berlijn, waar hij geniet van alle vrijheden. Maar hij vertelt niet of hij, zijn
vrouw en zijn zoon daar ook gelukkig zijn. Hopelijk wel.
Beoordeling
De auteur schreef zijn boek in het Chinees, de Nederlandse vertaling is gebaseerd op de Engelse.
Enkel de gedichten van vader en zoon Ai zijn uit het Chinees vertaald. De auteur geeft een beeld van
de gebeurtenissen in China sinds 1910 en zeker van de laogai: de werk- en heropvoedingskampen en
ook van de wreedheden tijdens de Culturele Revolutie. Hoewel het gezin jaren in Xinjiang heeft
gewoond, spreekt hij niet over de behandeling van de Oeigoeren. En hoewel hij het Vogelneststadion
mee mocht bouwen, zegt hij niets over de voor China zo succesvolle Olympische Spelen. In de titel
staat ‘1.000 jaar’: het boek begint in 1910; 111 zou dus juister zijn. En er staat beduidend meer
verdriet dan vreugde in.
Hij toont aan dat het regime nog lang niet rijp is voor mensenrechten zoals vrijheid van mening en
pers en dat het liever critici opsluit of laat emigreren. Zijn memoires zijn diepe reflecties over kunst
en vrijheid. Ze zijn vlot geschreven en tonen zijn koppigheid en moed. Terloops maken we ook even
kennis met andere artiesten zoals Andy Warhol, Keith Haring e.a.
Een kaart is er niet bij: wie Shihezi en vele andere niet zo bekende plaatsen wil weten liggen, moet er
zelf de ‘Atlas of China’ bij nemen: daar staan ze allemaal in. Eén detail: de oude en beroemde
porseleinstad Jingdezhen ligt niet in het ‘noordoosten’ (p. 339), maar in de zuidoostelijke provincie
Jiangxi.
Ai Weiwei
1000 jaar vreugde en verdriet
Memoires
Vertaling van ‘1000 Years of Joys and Sorrows’ (2021)
Uitgeverij Lebowski/Overamstel, Amsterdam/Antwerpen, november 2021
464 pagina’s, foto’s, tekeningen, 22 x 15 cm, hardback, € 26,99
ISBN 978-90-488-2653-7
©Jef Abbeel januari 2022 www.jefabbeel.be
留言