top of page
Jef Abbeel

Hitlers Bibliotheek.

De Amerikaan Timothy Ryback is directeur van het Institute for Historical Justice in Salzburg. Hoewel er over Hitler wellicht al genoeg is geschreven, kwam hij op het idee om uit te zoeken wat Hitler zelf las en waar hij zijn inspiratie haalde.

En dan blijkt dat het beeld van de man die ongewenste boeken liet verbranden niet verenigbaar is met wat hij zelf deed, namelijk fanatiek lezen.

Ryback constateert dat de Führer heel veel las, vooral ’s avonds en ’s nachts, hij geeft inzicht in wat hij las, wie zijn helden en voorbeelden waren, in welke boeken hij onderstreepte, kraste, notities maakte, ezelsoren achterliet en welke hij onaangeroerd liet.

Hitler bezat privé-bibliotheken in Berlijn, München en in zijn Arendsnest op de Obersalzberg in Berchtesgaden, samen goed voor 16.300 titels !

Bij de bevrijding werden ze meteen geplunderd door Amerikaanse soldaten en door de “trofeeënbrigade” van de Russen. Dezen namen 10.000 boeken mee, die nooit meer zijn teruggezien (p. 249). Raul Hilberg was één van die Amerikaanse soldaten; hij mocht meteen beginnen met de studie van wat hij in handen kreeg.

Hitler motiveerde zijn leesijver als volgt : “In mijn jeugd had ik de middelen noch de kans om een goede opleiding te genieten. Elke avond lees ik nu één of twee boeken. Ze vormen de bron voor mijn toespraken (127)”. Allicht was hier wat grootspraak bij, maar hij las veel, ook aan het front, want veldmaarschalk Wilhelm Keitel hoorde hem ’s nachts de pagina’s omdraaien. En in zijn brandverzekering stond expliciet : “einschliesslich Bücher” (117).

De militaire sectie was de grootste : 7.000 exemplaren, met praktisch alle bekende veldtochten uit de geschiedenis, o.a. die van Napoleon, allemaal in Duitse vertaling. Alles wat toen beschikbaar was over militaire kennis, hoorde erbij. En Hitler las ze van a tot z. Frederik de Grote was zijn held (225-237). Hugo Rochs, lijfarts van von Schlieffen, schreef in 1921 een karakterschets van deze bescheiden man en geniale strateeg (187-207). Schlieffen waarschuwde voor een oorlog op twee fronten. De markeringen van Hitler in mei –juni 1940 zijn het vroegste bewijs van zijn plan om de SU binnen te vallen. Eind juli 1940 bevestigde hij dat aan Keitel, in augustus 1940 aan heel zijn militaire staf (206).

Een 2° sectie van 1500 titels gaat over kunst ( bouw-, schilder-, beeldhouwkunst), foto’s van acteurs, dansers, zangers. Bij moderne kunst schrijft hij “Quatsch”. De bouwkunst in Berlijn en in Brussel fascineerde hem al aan het IJzerfront. En na de Blitzkrieg in België, bezocht en bewonderde hij het Justitiepaleis in Brussel.

Een derde over astrologie, spiritualisme, 1.000 over voeding en dieet, met een vegetarische opmerking : koeien zijn bedoeld om melk te geven , ossen om te trekken. Merries markeert hij als inferieur tegenover hengsten.

De vierde afdeling van 400 is gericht tegen de katholieke kerk. Pornografische prenten met vulgaire aantekeningen waren bruikbaar om processen tegen de kerk te voeren.

De vijfde is de banaalste : populaire fictie, detectives, liefdesromannetjes, Karl May.

Ryback vergeet “Der Tunnel” van Bernhard Kellerman, een bestseller uit 1913 waar Hitler zo mee dweepte.

De zesde was sociologisch, met o.a. veel partijpublicaties. Hier constateert Ryback iets heel opmerkelijks : “Der Mythus des 20. Jahrhunderts” van partij-ideoloog Alfred Rosenberg bleef ongelezen (97). Blijkbaar was het veel te moeilijk en te dik.

Maar in het antisemitische “The international Jew”, dat tot stand gekomen was onder leiding van Henry Ford en vertaald als “Der internationale Jude : ein Weltproblem” (Leipzig,1920), was volop aangekruist (88-91).

Er was ook een eigenaardige studie over de handen van beroemde mensen uit het verleden. Als Hitler iemand ontmoette, observeerde hij zorgvuldig zijn handen : lang en smal, stomp en breed, de nagels, knokkels, gewrichten. Als ze tegenvielen, veranderde zijn vriendelijkheid in afstandelijkheid.

De bibliotheek weerspiegelt niet meteen de verfijnde Duitse boekencultuur. Hoogstaande literatuur, toneel (behalve Shakespeare), poëzie, filosofie,wereldgeschiedenis, economie, wetenschap waren ondervertegenwoordigd. Hitlers geliefde filosofen waren Schopenhauer en vooral Fichte. In 1808 riep deze in zijn “Reden an die deutsche Nation” de Duitsers op zich te verzetten tegen de Fransen(128).

Zijn boekmerk “Ex libris Adolf Hitler” was een zwarte gegraveerde adelaar, met gespreide vleugels, de swastika in zijn klauwen, met een krans van eikenbladeren er rond.

Soms heeft Ryback kritiek op de spelling en grammatica van Hitler (91-92), zonder te weten dat de spelling toen soms anders was dan nu.

Hitler besefte wel dat hij niet zo mooi schreef als Mussolini. Hoewel “Mein Kampf” eindeloos veel hogere oplagecijfers haalde dan de geschriften van Mussolini, verklaarde Hitler aan zijn advocaat en latere Gauleiter Hans Frank :

“Wat spreekt en schrijft Mussolini toch een prachtig Italiaans. Dat lukt mij niet in het Duits. Ik kan mijn gedachten niet goed bijeenhouden als ik schrijf. Mein Kampf is eerder een fantaseeroefening achter tralies, weinig meer dan een reeks artikelen voor de Völkische Beobachter. Ich bin kein Schrifsteller. Als ik in 1924 er enig benul van had gehad dat ik Rijkskanselier zou worden, had ik dat boek nooit geschreven”(112).

De crash van de beurs in New York deed de Duitse economie ook in elkaar storten. Hitler werd populair en werd in 1933 Rijkskanselier. Gelukkig houdt Angela Merkel het hoofd nu koel.

Timothy RYBACK,

Hitlers privé-bibliotheek.

Uitgeverij Balans, A’dam / WPG , Antwerpen, 2008.

294 p. ; foto’s, appendices, noten, register.

ISBN 978 – 90 – 5018 – 958 – 3; € 19,90.

Jef Abbeel januari 2009.

Tags:

bottom of page