Dit zeer degelijk boek is een sterk uitgebreide versie van “Een kleine geschiedenis van China” uit 2012, dat op zijn beurt een uitbreiding was van “China in een notendop” uit 2007. Er is ook een update gebeurd: de Nieuwe Zijderoute en de ruzie om de Zuid-Chinese Zee zijn erbij en ook de voortreffelijke trilogie van Frank Dikötter is erin verwerkt.
Het boek begint met een duidelijk profiel van het land, vervolgens de prehistorie en de vroege koninkrijken. Bij de prehistorie wijst de auteur erop dat de Chinezen niet wensen af te stammen van de Afrikanen, maar wel van de Pekingmens uit 400.000 – 300.000 v.C., hoewel die uitgestorven is rond 100.000 v.C.
De oudste vorm van het karakterschrift vinden we op “orakelbeenderen” van schildpadden en runderen, zo genoemd omdat er orakelspreuken op stonden. In de tijdtafel achteraan worden ze gedateerd tussen 1766 en 1122 v.C. De eerste kleine dynastieën bestonden tussen 2200 en 256 v.C.
Confucius(551-479) was de eerste belangrijke filosoof. Hij legde de nadruk op rust, evenwicht, harmonie, familie, voorouders en een krachtige staat onder een deugdzame koning. Mencius (371-289) was een opvolger van hem. Hij bedacht het begrip “stem des volks” om een vorst met Hemels Mandaat te kunnen afzetten(33). Er wordt niet gezegd wie het begrip “Hemels Mandaat” uitvond.
Mencius beweerde ook dat de mens van nature goed is, wat Rousseau later zou herhalen, terwijl hij zijn eigen kinderen overliet aan de openbare onderstand.
De legalisten beweerden in de 3°e.v.C. dat de mens en zijn familie slecht zijn en dat strenge wetten de slechte mens moeten inperken.
De vrouw had in heel de Chinese geschiedenis een zeer ondergeschikte rol: eerst moest ze onderdanig zijn aan haar vader, dan aan haar man, dan aan haar zoon. Ook nu zit geen enkele vrouw in de top van de CCP.
Lao Tse (34) komt hier na Confucius i.p.v. ervoor. Hij legde de nadruk op de natuurwetten, op yin-yang en keerde zich tegen de regelzucht en de orde van het Confucianisme.
Vanaf koning Zheng van het land Qin, later de eerste keizer Qin (246-221-206 v.C.), komen we in een bekender deel van de Chinese geschiedenis.
Hij veroverde de andere koninkrijken, breidde het rijk uit tot een breedte van 2.000 km (nu 5.500), noemde zich de eerste goddelijke heerser, zoon van de hemel, bemiddelaar tussen hemel en aarde. Hij liet maten en gewichten, munten en schrift uniform maken en de al bestaande stukken van de Grote Muur met elkaar verbinden tegen de gevaarlijke Tartaren uit Mongolië.
De Muur droeg bij tot het sinocentrisme : China is het middelpunt van de wereld.
Qin Shihuangdi geloofde de legalisten en liet 460 confucianistische geleerden in het openbaar levend begraven.
Mao verkondigde in 1956 heel trots dat hij 46.000 intellectuelen had laten doden(40).
Qin liet ook het fameuze graf bouwen in Xi’an, met het terracottaleger, dat in 1974 toevallig ontdekt werd en sindsdien beschermd wordt tegen schimmel en roest door Janssen Pharmaceutica.
In 206 v.C. werd de Xin-dynastie vervangen door de succesvolle Han (206 v.C. – 220 n.C.) met als hoofdstad Chang’an nabij Xi’an.
Rond 139 v.C. hoorden de Chinezen voor het eerst spreken over het machtige Romeinse rijk. Via de Zijderoute brachten zij, Parthische en andere kooplui hun zijde en andere producten naar het Romeinse rijk en naar Cleopatra in Egypte.
Rond 100 v.C. ontstond het strenge examenstelsel voor ambtenaren(“mandarijnen”): ze moesten de werken van Confucius van buiten kennen. Het weinig praktische stelsel bleef bestaan tot 1905.
Rond hetzelfde jaar werd de kruiwagen uitgevonden, duizend jaar eerder dan in Europa. Verder ook machines om graan te dorsen en het kaf van het koren te scheiden(48).
In 105 n.C. vond Cai Lun (in Hanzhong, zusterstad van Turnhout, nvdr) het papier uit, dat veel goedkoper was dan perkament. Pas in de 8° eeuw, na de slag bij de Talas rivier(nvdr), kwamen het papier en andere uitvindingen via krijgsgevangenen in de Arabische wereld en zo in Europa terecht.
Via de Zijderoute drong het boeddhisme rond 65 n.C. in China binnen. Rond 400 werd het zelfs staatsgodsdienst.
In 220 viel China uiteen in drie koninkrijken. Pas in 589 was het weer één land. Toen werd ook het grote kanaal gegraven om de noordelijke graanstreken te verbinden met de zuidelijke rijstgebieden.
De Tang-dynastie regeerde van 618 tot 907. Tang Taizong breidde het grondgebied uit tot Afghanistan en India. Zo werd China het grootste toenmalige land ter wereld, met 50 miljoen onderdanen(66). Door de slag bij de Talas (751) kregen de Arabieren grote delen van de Zijderoute onder controle. In 845 organiseerde keizer Wuzong een beeldenstorm tegen de boeddhistische kloosters, die te rijk en te machtig geworden waren. Tienduizenden tempels werden verwoest, de beelden omgesmolten, de gronden staatsbezit. Mao zou dit nog eens overdoen tijdens zijn Culturele revolutie(1966-1976).
Rond 868 werd de boekdrukkunst uitgevonden, 600 jaar voor Gutenberg. Tijdens de Song (907-1279) verscheen de eerste druk van Confucius(932). Het confucianisme beleefde een wedergeboorte als neoconfucianisme o.l.v. Zhu Xi (1130-1200).Het werd het dragende element onder de Chinese staatsorde tot nu toe. Rond 1100 telde China ca. 100 miljoen inwoners. Het kompas en het buskruit werden uitgevonden en maakten scheepvaart en veroveringen mogelijk. Tijdens de verfijnde Song ontstond helaas wel de gewoonte van het voetjes binden, het symbool van de onderdrukking van de vrouwen. Op jonge leeftijd werden de botjes gebroken en elke avond werden de voetjes in windselen verpakt. Deze marteling bleef bestaan tot ca. 1950. In de 12° eeuw werd Beijing voor het eerst de hoofdstad van een deel van het rijk.
In de 13° (1210-1279) veroverden de Mongolen China en daarna Centraal-Azië, Zuid-Rusland, Krakau, Boedapest en Zagreb. Hun rijk werd het grootste uit de geschiedenis. Het kostte 30 miljoen Chinezen het leven. De Mongolen zorgden wel voor goed bestuur, infrastructuur, postdienst en cultuur.
Japan ontsnapte toevallig door een storm, “kamikaze” of goddelijke wind genaamd, die de Mongoolse schepen vernietigde. Kubilai Khan maakte Beijing tot zijn hoofdstad. De auteur spreekt over “afgezanten van de paus”(78), maar niet over de Vlaamse monnik Willem van Rubroek, die in opdracht van de paus en van de Franse koning aan de Mongolen kwam vragen om West-Europa te sparen en die daar een verslag over schreef dat veel degelijker was dan dat van de fantasierijke Marco Polo. Maar Marco Polo had wel veel meer invloed op Columbus en andere ontdekkingsreizigers.
In 1368 verdreven opstanden en een bedelmonnik de Mongoolse keizer naar zijn land.
De Ming (1368-1644, “schittering”) kwam in de plaats. Nanjing werd de hoofdstad. Korea, Japan, Vietnam en Tibet moesten belastingen betalen aan de Chinese keizer in ruil voor handel. Keizer Yongle (1403-1424) liet de Grote Muur verder uitbouwen met de momenteel meest bezochte delen, verplaatste het hof weer naar Beijing, liet daar de Verboden Stad (1410-1421) en een muur rond de stad aanleggen. Hij liet zich bedienen door eunuchen (gecastreerde dienaren), van wie de islamitische zeevaarder Zheng He de beroemdste was. Tussen 1405 en 1433 voer deze zeven keer tot Mombasa (Kenia). Door allerlei voortekenen en verzet kwam er een einde aan deze indrukwekkende expedities. De auteur vermeldt Gavin Menzies in zijn bibliografie, maar zegt er niet bij dat zijn boeken “1421” en “1434” vol leugens staan. China isoleerde zich weer van de wereld: de zee werd een tweede Grote Muur. Het floreerde wel en telde rond 1600 ca. 150 à 160 miljoen inwoners. Via Spaanse en Portugese zeelui aten die inwoners ook producten uit Latijns-Amerika: aardappelen, maïs, pinda’s, rietsuiker etc. De Jezuïeten brachten de Westerse kennis en techniek naar China(94-95). Bij hen mis ik de Vlamingen Nicolaas Couplet, de vertaler van Confucius en Albert Dorville, die als eerste Tibet bereikte over land.
In 1644 werden de Ming vervangen door de laatste dynastie, de noordelijke Mantsjoes of Qing(reinheid, helderheid, 1644-1912). Zij vormden slechts 2% van de bevolking en waren buitenlanders, net zoals de Mongoolse keizers. Ze verplichtten de Chinese mannen hun haar in een vlecht te dragen als teken van onderwerping. De bevolking verdubbelde van 150 à 180 miljoen in 1644 naar 330 in 1790, dus op 150 jaar. Het grondgebied werd uitgebreid met o.a. Sichuan, Taiwan(1684) en Tibet(1724). De langst regerende keizer was Kanxi(1661-1722), die goed bevriend was met de Vlaamse jezuïet Ferdinand Verbiest. Rond 1700 waren er 300.000 Chinezen bekeerd tot het christendom, maar in 1721 verbood de keizer die godsdienst en moesten de missionarissen het land uit, behalve die met technische kennis.
Rond 1700 werd Jingdezhen wereldwijd het grootste centrum van de porseleinindustrie en dat is het nu nog. Westerse schepen brachten het porselein en de zijde naar Europa.
Tijdens Qianlong (1736-1795) werden Mongolië en Xinjiang veroverd. China was het volkrijkste en meest welvarende land ter wereld: 1/3° van de 1 miljard wereldbewoners was Chinees. Jezuïeten bouwden het Zomerpaleis, een mini-Versailles, dat in 1856 tijdens de 2° Opiumoorlog helaas verwoest werd. In de 18° eeuw werd thee naast porselein en zijde het voornaamste exportproduct.
In 1792-94 kwam een indrukwekkende Britse delegatie o.l.v. George Macartney naar het Zomerpaleis van keizer Qianlong om allerlei kostbaarheden te verkopen, maar wegens de weigering van de kowtow en andere culturele verschillen, mocht Macartney vertrekken.
Na 1800 kwam China in verval door overbevolking (430 miljoen in 1850), verpaupering van de boeren, zwakke keizers, corrupte ambtenaren en vooral door de Britse invoer van opium. Rond 1830 waren er 12 miljoen verslaafden. In 1839 vond in Kanton een grote opiumverbranding plaats. Engeland reageerde met een leger: dit werd de eerste Opiumoorlog(1839-1842). In 1840 veroverden de Britten Shanghai. China liep technisch achterop. Het verdrag van Najing werd een diepe vernedering: China moest een grote boete betalen, de Britten toegang verlenen tot vijf verdragshavens en Hongkong afstaan als kolonie. De Fransen en de Amerikanen volgden.
In 1856 brak de tweede Opiumoorlog uit: Frankrijk en Engeland verwoestten het Zomerpaleis in Jehol en dwongen China in 1858 tot het Verdrag van Tianjin, waarbij tien nieuwe concessiehavens toekwamen aan buitenlanders. Een nieuw verdrag van Beijing (1859) bevestigde de vorige verdragen en legaliseerde de opiumhandel. Er volgden nog ongelijke verdragen met Frankrijk, de VSA, Duitsland, Japan en Rusland, dat een groot gebied van China inpikte. Ook België pikte een graantje mee en mocht spoor- en tramlijnen aanleggen.
In 1851 ontstond het Taiping-oproer van volksmenner Hong, maar de keizer kon het met Britse hulp bloedig onderdrukken. Tussen 1851 en 1864 vielen er 20 miljoen doden, grotendeels door honger en ziekte. China bleef achter door niet te moderniseren. Japan deed dat wel en versloeg China vernederend in 1894-95: Japan kreeg Korea, Taiwan en vier havens(114).
In 1900 brak de Boksersopstand los tegen de buitenlanders en vooral tegen de missionarissen: ca. 300, vooral Scheutisten, werden onthoofd of samen met hun gelovigen in brand gestoken. Keizerin Cixi moedigde de moordpartijen aan en verklaarde zelfs de oorlog aan de landen die een concessie hadden: VSA, Engeland, Frankrijk, Duitsland, Nederland, België. Maar die versloegen de Boksers. De keizerin vluchtte naar Xi’an. Opnieuw werd China zwaar vernederd.
Dan kwam Sun Yatsen(1866-1925), de eerste Chinees die afgestudeerd was in Westerse geneeskunde. Hij was tegen het Westerse imperialisme, tegen de keizer en tegen de landheren, voor nationalisme, een republiek en volkswelvaart. Op 10 oktober 1911 begon zijn opstand tegen de driejarige keizer Puyi en op 12 februari 1912 kwam er een einde aan 22 eeuwen keizerrijk.
Sun werd even president, maar al snel nam generaal Yuan Shikai de macht over, maar deze stierf al in 1916. Er volgde een periode van warlords en chaos.
Tijdens de 1° W.O. veroverde Japan de Duitse bezittingen in China (Tsingtao) en werkten 96.000 Chinezen aan het front in Franse en Engelse dienst. De Vrede van Versailles bevestigde de Japanse rechten in China. De Chinese reactie was hevig: op 4 mei 1919 eisten ze “China aan de Chinezen”. De Vier-mei-beweging was geboren. Ze keerden het Westen teleurgesteld de rug toe en stelden hun hoop op de Russische Revolutie. In 1921 werd de CCP opgericht, in aanwezigheid van de Nederlandse communist Henk Sneevliet en van Mao Zedong. Ook Sun Yatsen zag in de SU een model en legde contacten met Moskou. Chiang Kai-shek werd zijn medewerker en aangetrouwde schoonbroer. Deze ging in 1924 in Moskou het Rode Leger bestuderen, maar kwam als anticommunist terug. De SU steunde de Guomindang met wapens en geld. In 1925 stierf Sun. Hij kreeg een indrukwekkend mausoleum in Nanjing, dat nu nog veel bezoekers heeft. Chiang Kai-Shek begon in 1926 aan de verovering van China met Russische hulp. In 1928 riep hij zich uit tot president.
Vanaf 1927 kwam hij in een langdurig conflict met de CCP: op vele plaatsen werden arbeiders en boeren afgemaakt. De bloedige Chinese burgeroorlog(1927-1949) was begonnen. De auteur legt de schuld bij Chiang(133-134), hoewel Mao evenmin deugde, zoals blijkt uit de boeken van Dikötter en Jung Chang en ook uit de pagina’s 137 e.v.
In 1931 riep Mao (1893-1976) in de provincie Jiangxi een communistische staat uit: de Jiangxi-Sovjet(137). De rode terreur op de boeren begon. In hetzelfde jaar veroverde Japan Mantsjoerije. Chiang en de Volkenbond protesteerden tevergeefs. De Japanners zetten er Puyi op de troon.
Chiang wou eerst de communisten uitschakelen. Hij joeg ze op de vlucht: dit werd de “Lange Mars”: 10.000 km over 18 bergketens en 24 rivieren. Edgar Snow beschreef in zijn “Red Star over China” de mars met veel overdrijvingen die Mao hem wijs maakte. Het omgekeerde beeld vind je bij Jung Chang(2001): volgens haar liet Mao zich per draagstoel vervoeren en was hij wreed voor de boeren.
Chiang liet de communisten opzettelijk ontsnappen, omdat zijn zoon in Moskou de gijzelaar was van Stalin, die ruimschoots wapens leverde aan Mao. In 1936 kwam er een wapenstilstand: Mao kreeg Shaanxi of 2 miljoen inwoners. Er was weer een verenigd front tegen Japan, dat Nanjing veroverde (dec. 1937), er massamoorden pleegde (100.000 à 300.000 doden) en tienduizenden vrouwen verkrachtte, waarvoor het zich nog altijd niet verontschuldigd heeft. Japan vernietigde de luchtmacht en de vloot van Chiang. In de oorlog tegen Japan sneuvelden 2 miljoen Chinese soldaten en 10 miljoen burgers: het grootste aantal na de SU. En 95 miljoen Chinezen waren op de vlucht in eigen land: ook een record. 90 % van de 200.000 gedwongen “troostmeisjes” overleefde de oorlog niet.
Mao veroverde ondertussen meer gebieden. In 1945 controleerde hij 100 miljoen Chinezen (Chiang 340 miljoen). En zijn geheime dienst was even wreed als die van Stalin. Hij voerde ook zijn cultus in.
Na de oorlog bezette Stalin een groot deel van het noordoosten van China: Mantsjoerije en omgeving, groter dan heel Oost-Europa. Van daaruit steunde hij Mao massaal. In 1946 herbegon de burgeroorlog, die in 1949 door Mao vlot gewonnen werd. Chiang vluchtte met de nodige buit en 1 à 2 miljoen aanhangers naar Taiwan. Op 1 oktober 1949 riep Mao de Chinese Volksrepubliek uit. Tot 1976 was hij de absolute heerser over ¼° van de wereldbevolking. De Koude Oorlog was overgeslagen op Oost-Azië: er waren voortaan twee Chinese staten die elkaar niet erkenden. De VSA zorgden dat Taiwan tot 1971 in de Veiligheidsraad van de UNO mocht zetelen.
In 1950 sloten Stalin en Mao een vriendschapsverdrag: Mao kreeg financiële en technische steun, in ruil voor onderdanigheid. In datzelfde jaar brak ook de Koreaanse oorlog uit, waarbij Mao en Stalin het Noorden steunden en de VSA het Zuiden ter hulp schoot. Er sneuvelden 400.000 Chinese soldaten.
In China zelf zorgden volkstribunalen voor de executie van ca. 2 miljoen landheren en andere tegenstanders van Mao. Tientallen miljoenen “slechte Chinezen” werden nog decennia gediscrimineerd: minder loon, geen gratis geneeskunde, geen politieke carrière, heropvoeding tot “Nieuwe mensen”. Censuur en desinformatie floreerden. Boeren werden verplicht samengebracht in collectieve boerderijen, waar de CCP de baas was. Ze kregen een hongerrantsoen en reageerden woedend. De arbeiders kregen de “ijzeren rijstkom”: werk, inkomen, huisvesting, medische zorg, scholen.
In 1956-57 werden de intellectuelen uitgenodigd om kritiek te uiten op de wantoestanden. Honderdduizenden trapten in Mao’s val en werden uit hun functie gezet als “vijanden van het volk”. De CCP deed het voortaan zonder intellectuelen.
In 1958 zocht Mao een kortere weg naar het communisme via de “Grote Sprong”. Allerlei economische maatregelen moesten ervoor zorgen dat China Groot-Brittannië snel inhaalde.
Het werd een catastrofe. De hongersnood eiste miljoenen levens. Mensen aten boomschors en gingen over tot kannibalisme. Toch liet Mao 7 miljoen ton graan exporteren. Tussen 1958 en 1961 stierven 20 à 30 miljoen Chinezen. Dikötter spreekt zelfs over 45 miljoen, die tussen 1958 en 1962 afgebeuld, uitgehongerd of gemarteld stierven. Hij noemt de Grote Sprong een massamoord en China’s grootste drama. Zhou Enlai, Deng Xiaoping, Peng Dehuai en Liu Shaoqi kwamen in verzet. Mao nam weerwraak op hen tijdens de Culturele Revolutie.
Hij kwam ook in conflict met de SU : hij kritiseerde de destalinisatie en de vreedzame co-existentie. Chroesjtsjov had harde kritiek op de Grote Sprong, hij wou Mao niet meer helpen bij de ontwikkeling van de atoombom en haalde in 1960 zijn 10.000 technici weg uit China. Het conflict bereikte zijn hoogtepunt in 1969 aan de Oessoeri.
In 1965 lanceerden Mao en minister van defensie Lin Biao het Rode Boekje en in 1966 de Culturele Revolutie, in feite een zuivering en een greep naar de macht. President Liu Shaoqi werd uitgeschakeld, 11 miljoen mensen werden aangehouden, miljoenen naar het platteland verbannen, o.a. Deng en de huidige president Xi Jinping. Leraren en professoren werden door hun leerlingen afgeranseld en openlijk vernederd. De revolutie veroorzaakte meer dan 1,5 miljoen doden en enorme culturele, economische en menselijke schade.
In 1971-72, in volle Vietnamoorlog, slootten Nixon en Kissinger een akkoord met China ten koste van Taiwan. In 1978 volgden volledige diplomatieke betrekkingen. De Amerikaanse bedrijven keken uit naar een markt van 919 miljoen inwoners(1975). China telde voortaan mee op de internationale scène. Taiwan leefde ondertussen met 23 miljoen inwoners in economische welvaart en tot 1991 onder een stevige autocratie, eerst van Chiang, dan van zijn zoon. Het investeerde vele miljarden in de Volksrepubliek en rond 2005 woonden 1 miljoen Taiwanese zakenlui in China. Pas in 2015 drukten de staatshoofden Xi Jinping en Ma Ying-jeou elkaar de hand, in Singapore. In 2016 kreeg Taiwan zijn eerste vrouwelijke president: Tsai Ing-wen, een autochtone Hakka.
Een ander randgebied, Tibet, werd in 1950 tijdens de Koreaanse oorlog, veroverd door het Chinese leger, dat 1 miljoen Tibetaanse kloosterlingen afmaakte en 6.000 kloosters verwoestte, oude geschriften verbrandde en heiligenbeelden kapotsloeg. In 1959 waagde Tibet het om in opstand te komen, maar deze werd bloedig onderdrukt. Nu wonen er meer Chinese kolonisten dan Tibetanen(6 miljoen).
1976 was een keerpunt met de dood van premier Zhou Enlai en van Mao. In 1978 kwam Deng(1904-1997), oude strijdmakker van Mao en vertrouweling van Zhou, als winnaar uit de strijd. Tijdens de Culturele Revolutie was hij “heropgevoed” in een tractorfabriek. Met economische vrijheden wou hij de “20 verloren jaren” van Mao inhalen. De welvaart ging omhoog, nu exporteert China om de 6 u evenveel als in 1976 op een heel jaar, maar de verschillen zijn groot: gemiddeld 1330 $ p.p. p.j. in Shanghai, 165 $ in de agrarische gebieden. De handigsten zijn miljonair of miljardair geworden en ze zijn met velen. Maar de 150 à 200 miljoen Chinese gastarbeiders in de steden leven in erbarmelijke omstandigheden, zonder rechten op medische zorgen en onderwijs.
Politieke vrijheid kwam en komt er niet. Er was vraag naar in 1978, 1986 en 1989. Legertanks joegen de betogers bloedig uiteen, zowel in Beijing als in andere steden. Het Tiananmen-drama kwam niet op de Chinese tv, wel op CNN en is nog altijd taboe in de media. Het aantal doden ligt tussen “enkele honderden” en “enkele duizenden”. Jiang Zemin (1989-2002) mocht Deng opvolgen. De periode 1990-2012 kreeg de naam “De Vette jaren”: in 1997 kwam Hongkong bij China, Macao volgde in 1999, in 2001 werd China lid van de WTO, de jaarlijkse groei lag boven 10 %, de crisis van 2008 deerde het land niet, op de Olympische Spelen haalde China voor het eerst de meeste medailles en in 2011 werd het de tweede economische macht, na de VSA. Het gemiddeld inkomen was in 30 jaar gegroeid van 300 naar 6.000 $, dus maal 20. De wereld wordt overspoeld door Chinese toeristen, die veel kopen. De groei had helaas ook grote nadelen: een ziek milieu, smog, verkeersellende, aardbevingen, overstromingen, een grote kloof tussen rijk en arm, een gebrek aan mensenrechten.
Van dit laatste geeft de auteur genoeg pijnlijke voorbeelden, o.a. Liu Xiaobo, Nobelprijs voor de vrede in 2010, overleden in juli 2017. Ook nu wordt er nog stevig gemarteld in de gevangenissen. Van Oudheusden geeft ook kritiek op de “Rode prinsen”, zonen en dochters van partijtoppers, die hoge functies krijgen en een luxeleven leiden.
De huidige sterke man Xi Jinping (°1953) woonde tijdens de Culturele Revolutie in een grot en mocht varkensstallen uitmesten. Ook premier Li Keqiang maakte toen kennis met het harde werk op het platteland. Xi maakt nu wel werk van de strijd tegen corruptie, tegen gokken, drugs en prostitutie. In 2016 kreeg hij de rare eretitel “Hart van het leiderschap”: dat doet denken aan de Mao-cultus.
In 2015 voerde hij de tweekindpolitiek in om de vergrijzing tegen te gaan. Het leidde in 2016 tot een geboortentoename van 7,9%.
Er volgen nog artikels over de onterechte aanspraken van China op de olie- en visrijke Zuid-Chinese zee, de gordels waarachter de VSA zich volgens China moeten terugtrekken, de snelle bewapening en uiteraard de Nieuwe Zijderoute (“Eén gordel, Eén weg”): de gordel is de spoorverbinding over land tussen Azië en Europa, de weg de zeeroute, met een marinebasis in Djibouti, dichtbij de Afrikaanse grondstoffen.
Het boek eindigt met historisch-toeristische info voor de bezoekers van Beijing, een schematisch overzicht van de Chinese geschiedenis ( 600.000 v.C.- 1949 en 1949-2015), een bibliografie en een bijna volledig register.
Landkaarten staan verspreid in het boek(22,59,86,139,154-155,220) , zonder dat er in de tekst naar verwezen wordt en ze staan ook niet bij de tekst die erover gaat. Op die kaarten mis ik enkele plaatsen zoals de porseleinstad Jindezhen. In de bibliografie ontbreekt het boek daarover van de Engelse keramist en schrijver Edmund de Waal, “De witte weg”(2014).
Jan van Oudheusden heeft knap werk geleverd door de geschiedenis van China samen te vatten in 256 pagina’s en hem in begrijpelijke taal weer te geven. Hij is voldoende kritisch om zich niet te laten misleiden door de economische successen van het land en de mooie woorden van Xi op internationale congressen. Hoewel de afstand van Waalwijk naar Turnhout maar 54 km bedraagt, zijn sommige personen (Willem van Rubroek, Nicolaas Couplet, Albert Dorville) ginds niet bekend en andere zoals de op vreselijke wijze ter dood gefolterde Nijmeegse bisschop Ferdinand Hamers kennen wij dan weer niet. We leren dus weer van mekaar.
Het boek is zeer aanbevolen voor al wie interesse heeft in China en wie het land wil gaan bezoeken.
De prijs is abnormaal laag.
Referentie :
Jan van Oudheusden,
Het Hemelse Rijk herrezen.
De geschiedenis van China in vogelvlucht.
Uitgeverij Prometheus, A’dam / WPG, Antwerpen, 2017.
256 p., landkaarten, chronologie, bibliografie, register.
ISBN 978 90 446 3441 9; € 15.
Bewijsnummer naar :
Uitgeverij WPG
t.a.v. Barbara Geenen
Nassaustraat 37-41
2.000 Antwerpen
Email: barbara.geenen@wpg.be
Jef Abbeel juli 2017 www.jefabbeel.be