top of page
  • Jef Abbeel

Gigantisme Van too big to fail naar trager, Kleiner en menselijker

Geert Noels

Geert Noels is econoom en CEO van Econopolis. Elf jaar geleden schreef hij het succesboek ’Econoshock’, waarin hij voorspelde dat zes economische schokken ons leven fundamenteel zouden veranderen. Dat kwam grotendeels uit. In zijn nieuw boek stelt hij dat zowel de overheden, bedrijven, scholen, ziekenhuizen gigantisch groot zijn geworden, hun voeling met de mensen verloren hebben en dat wij gelukkiger zouden zijn als ze weer kleinschaliger zouden worden. Zelf gaf hij consequent het voorbeeld door zijn Econopolis niet groter te laten worden. Gigantisme is geen economisch begrip, eerder een medisch voor abnormaal grote mensen door overproductie van groeihormonen. Bedrijven, overheden, gebouwen, schepen, vliegtuigen zijn uit prestige of door groei-obsessie ook veel groter geworden en dat leidt tot financiële, ecologische en demografische ontsporingen, die ongunstig zijn voor de mens en de planeet. In hoofdstuk 1 stelt hij dat abnormaal grote bedrijven en instellingen ongezond zijn voor de economie, die ze inpalmen en overheersen. Als voorbeeld geeft hij de sectoren technologie, farmaceutica en banken, vooral in de Verenigde Staten en China, die samen de top 20 domineren. In Europa staan Zwitserse, Brits-Nederlandse en Franse bedrijven aan de top, maar de top drie is samen kleiner dan Apple op zijn eentje (p. 25-26). Technologische toppers heeft Europa niet: die trein heeft het gemist. Het strenge Europese antikartelbeleid zorgt dat er minder grote concerns zijn dan in de VSA en China. De treinbouwers Alstom en Siemens mochten in 2019 niet fuseren. Europa heeft ook veel hogere sociale uitgaven dan de rest van de wereld. Buiten het bedrijfsleven wordt gigantisme niet ingeperkt: scholen, universiteiten, ziekenhuizen, overheidsdiensten, sociale zekerheid, internationale instellingen, ngo’s, evenementen, schepen, vliegtuigen,…worden steeds groter. Grote spelers worden steeds machtiger, maken grotere winsten, betalen hogere salarissen en duwen de kleintjes uit de economie. Hoofdstuk 2 analyseert de groeihormonen van het gigantisme: de elementen die het stimuleren. De extreem lage rente is één vorm van doping: ze zorgt voor veel hogere schulden door overnames van andere bedrijven en overconsumptie. Een tabel met de belangrijkste overnames van de laatste decennia toont dit aan (p. 58-59). Opmerkelijk is dat er maar één Chinese overname bij zit. Noels geeft ook voorbeelden van falingen, onder andere Dexia, Fortis, Deutsche Bank en van monopolies zoals Uber, Amazon en Netflix (p. 61). Het faillissement van Thomas Cook (september 2019) was toen nog niet bekend. Globalisering is een tweede motor van het ’dopingproces’. Het leidde tot gigabanken, die in 2008 de financiële crisis veroorzaakten. Multinationals haalden het grootste voordeel uit de open grenzen en het grotere speelveld: zij betalen steeds minder belastingen door de landen tegen elkaar uit te spelen. Zij halen ook voordelen uit hun lobbyisme, subsidies, technologie en hun goede banden met de overheden. Die redden liever grote banken dan kleine bedrijven en laten monopolies zoals Facebook met rust. De groei van de wereldbevolking van 1 naar 7 miljard was ook een motor van het gigantisme. Volgens Noels werd de haven van Singapore uitgebreid om de handel te bevorderen tussen China en Afrika. Afrika zal tegen het einde van deze eeuw 4 miljard inwoners tellen. Grotere havens zorgen voor grotere schepen, die enkel door grote bedrijven gemaakt kunnen worden. En grotere reclamebudgetten bevoordelen opnieuw de grote multinationals: alleen zij kunnen aanwezig zijn op de Olympische Spelen en op het wereldkampioenschap voetbal.

2 Hoofdstuk 3 gaat over de effecten van de Champions League, de competitie tussen de grootste Europese voetbalclubs. In de jaren ’70-’80 konden kleine clubs uit kleine landen nog meedoen aan de top, maar sinds de oprichting van de Champions League in 1992 staan ze machteloos aan de kant. De gigantische prijzenpot gaat naar de grote clubs uit Engeland, Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje. De inkomsten van 20 clubs uit de Britse Premier League zijn groter dan die van 597 topclubs uit 48 kleine Europese voetballanden samen. Noels had erbij kunnen zeggen dat Eden Hazard op zijn eentje meer verdient dan alle 150 Belgische beroepsrenners samen. De grote clubs kopen alle jong talent op bij de kleine, zoals de grote concerns ook de beloftevolle kleine bedrijven opkopen. De financiële spelregels bevoordelen de grote clubs en in de economie de grote bedrijven. Het stimuleren van gigantisme is volgens Noels vooral status en prestige en minder duurzaam en minder op de mens gericht dan de kleinere economische modellen. Gigant AB Inbev controleert 30% van de wereldwijde biermarkt, tapt overal hetzelfde industriële bier, maar liet artisanale merken verloren gaan. Dorpen verloren hun lokale brouwerij en hun café. Helaas noemt Noels maar één merkje dat verdwenen is en de teloorgang van de dorpscafés ligt niet enkel aan AB Inbev. Ook in de voeding beheersen giganten de markt, ze stoppen er te veel suiker in, wat leidt tot obesitas. Een nieuwe Walmart of een shoppingcentrum vernietigt meer jobs (tegen hongerlonen) dan het er brengt en veroorzaakt gemiddeld veertien lege winkels in de steden. Andere voorbeelden van giganten zijn de farmaceutische bedrijven en de technologische. Meestal leiden ze tot een ontmenselijking van de economie. Dat is ook het thema van hoofdstuk 4: de mens komt in de verdrukking. Familiezaken moeten sluiten, de komst van een hypermarkt leidt tot meer obesitas. Dit had de auteur wel verder mogen uitleggen. Idem voor de stijging van de misdaadcijfers door het verdwijnen van lokale winkels (p. 116). Burn-out is een kwaal die hoog scoort in grote technologiebedrijven: 57% bij Apple en Microsoft, 59% bij Amazon en andere. Ook bij artsen in grote ziekenhuizen en in grote dokterspraktijken ligt dit cijfer erg hoog (p. 120-122). En op grote scholen constateert men meer agressie en pesterijen dan op kleine (p. 124). Ook hier speelt gigantisme dus een nefaste rol. Noels noemt ook de toekomstige megasteden. Kinshasa, dat nu zijn bevolking van 12 miljoen nog niet kan voeden, zal in 2100 83 miljoen inwoners tellen (p. 128). De auteur twijfelt ook aan het geluk van al die stadsmensen: er zijn meer geesteszieken in de steden, zeker als er onvoldoende groen is (p. 129). De overbevolking is volgens Noels het grootste probleem. En de wereldleiders durven het niet aan te pakken (p. 136). In hoofdstuk 5 pleit hij voor duurzame groei i.p.v. de huidige groeiobsessie. 2% groei per jaar betekent dubbele welvaart om de 35 jaar (p. 141). In China bedraagt de groei 7,5% sinds 1973 (p. 142). Volgens mij is dat sinds 1978: pas dan kwam er een einde aan de chaos en begon de liberalisering. Elk decennium was er dus een verdubbeling. In dit hoofdstuk noemt Noels de demografische groei een stevige factor in de economische groei (p. 143). Als dat zou kloppen, moet hij zich geen zorgen maken over de overbevolking en dan stelt Afrika het heel goed en moet geen enkele Afrikaan nog de vlucht nemen naar West-Europa. En dan zouden steden zoals Brussel en Turnhout floreren met al hun migranten. Noels stelt ook dat de productiviteitswinsten sinds 2000 volledig gaan naar de gigantische topbedrijven, die een negatieve impact hebben op de economie in haar geheel. En een steeds grotere groep zombiebedrijven stapelt de verliezen op en overleeft dank zij de lage rente en de subsidies. Giganten aan de ene kant en zombies aan de andere bewijzen dat ons economisch stelsel niet leidt tot duurzame groei. Hij toont dat ook aan met onze sociale zekerheid (minder betalers, steeds meer ontvangers), klimaat (toename van broeikasgassen), wereldwijde schulden (p. 157-158). Gelukkig bestaat er ook nog een grote tussencategorie van bedrijven die niet gigantisch zijn en het ook goed doen. En helaas noemt hij geen enkel van die zombiebedrijven.

3 In hoofdstuk 6 pleit hij voor kleiner, trager en menselijker of voor een duurzame economie. Dit kan door decentralisatie, waardoor de bedrijven, scholen, ziekenhuizen weer dichter bij de mensen komen te staan. Een aantal controlerende managementfuncties zijn dan overbodig. De vraag is dan: waarom blijven we scholen, ziekenhuizen etc. steeds groter maken i.p.v. omgekeerd? Noels ziet vier redenen waarom we de komende decennia toch weer zullen decentraliseren: 1) de informatica, 2) de menselijke voorkeur voor kleiner, 3) het falen van mammoetbedrijven zoals de Sovjet-Unie, de Deutsche Bank, de Europese Unie (zie Brexit), 4) de sterkte van decentrale systemen zoals Zwitserland, waar inspraak en loyauteit zeer belangrijk zijn. Hij pleit niet voor het uiteenvallen van de Europese Unie, maar voor een bescheidener rol (enkel subsidiariteit) en meer voorzichtigheid in het toelaten van nieuwe lidstaten. Het Verenigd Koninkrijk wil uit de Europese Unie omdat deze een te centralistische politieke unie is geworden in plaats van een handelsunie. De uitbreiding naar het oosten was geen economische, maar een geopolitieke beslissing: Oost-Europa aan Brussel binden i.p.v. aan Moskou. Noels vermeldt er niet bij dat dit ook inging tegen de afspraken tussen Bush en Gorbatsjov. Als voorbeelden van falende gigantische bedrijven geeft hij Fortis, Deutsche Bank, Kodak, Nokia en BlackBerry. De roekeloze arrogantie van de CEO’s is vaak een grote bedreiging voor het bedrijf. Deutsche Bank fuseren met Commerzbank is het probleem vergroten en is gedoemd om te falen. De toelating van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 had zware gevolgen: China kreeg toegang tot de westerse markten zonder dat het de sociale spelregels moest volgen. Nu is er een tegengestelde beweging: de de-globalisering, een reactie tegen het gigantisme. Het protest tegen de CETA (Comprehensive Economic and Trade Agreement between the EU and Canada) en de gele hesjes zijn er een voorbeeld van. Noels is geen anti-globalist, maar pleit voor een evenwichtigere globalisering, die militaire conflicten, handelsoorlogen en verlies van jobs voorkomt (p. 180-181). Noels verwacht, zoals Parag Khanna, dat grote steden ‘als magneten van genialiteit’ de rol van grote blokken (VSA, China, EU) zullen overnemen (p. 182-183). Maar dat moeten we nog afwachten: Brussel is zeker geen ‘eiland van goed bestuur’, Caïro, Kinshasa, Jakarta lijken mij dat ook niet te zijn. In hoofdstuk 7 gaat Noels in tien stappen naar het post-gigantisme. Daarvoor moeten eerst de spelregels en de scheidsrechters veranderen: de nadruk moet komen op duurzaamheid (geen lasten doorschuiven naar de volgende generatie) en lokale productie om het milieu minder te belasten. Zijn concrete voorstellen zijn dan: 1) Enkel in noodsituaties nog een tussenkomst van de Amerikaanse, Chinese en/of Europese centrale bank en niet meer bij banken en bedrijven die onverantwoorde risico’s nemen. 2) Falende grote banken of bedrijven afslanken of nationaliseren. In dit laatste scenario lijkt de staat, dus de burger dan de klos. 3) Beslissingen dichter bij de burgers nemen. 4) Hogere vennootschapsbelastingen en uitsluiting van banken die fraude organiseren. 5) Strengere antikartelregels voor Amerikaanse en Chinese technologische en staatsbedrijven. 6) Verbod op overnames door gigabedrijven. 7) CO²-taks op internationaal transport wegens de milieuschade, de veiligheidsrisico’s en de negatieve sociale gevolgen. 8) Sociale regels opleggen: geen kinderarbeid, veiligheid op het werk e.a. 9) Valsspelers uitsluiten. 10) Minder vriendjespolitiek tussen politici en grote bedrijven, zoals in het peperdure Davos en op de nog duurdere Bilderberg-conferenties, waar hij dit schema graag eens zou voorstellen.

4 Stap 5,7 en 10 zijn prioritair volgens Noels om het kapitalisme te redden. Hij beseft wel dat sommige voorstellen niet of nauwelijks haalbaar zijn (p. 204-205). In zijn conclusies herhaalt hij dat het beëindigen van gigantisme een hoop problemen zal verhelpen, gaande van obesitas tot ontmenselijking van de economie. Hopelijk oogst hij meer succes met zijn “kleiner, trager en menselijker” dan Ernst Schumacher met zijn “small is beautiful”. Dit boek heb ik traag en geduldig gelezen, met bewondering voor de schrijver, die geregeld tegen vele schenen durft te trappen. Inhoudelijke fouten vond ik er niet in, vraagtekens stelde ik geregeld, bv. bij het verband tussen Walmart en obesitas: er is een studie die dat bewijst, maar die zegt er niet bij dat die lieden alles met de auto doen en veel te weinig bewegen. Mijn Colruyt in Vosselaar bezorgt me alleszins geen obesitas. De tabellen zijn goed gekozen en tonen o.a. helder aan hoe de grote bedrijven geëvolueerd zijn: de nummers 1 van 1917 en 1967 staan nu niet meer in de top 10 (p. 24); en de Europese toppers zijn heel klein in vergelijking met de Amerikaanse en Chinese (p. 25-26). Detail: op p. 24 is Apple 898 miljard $ waard (2017), op p. 25 nog maar 785 (2019). Maar in 2018 werd Apple het eerste bedrijf dat zich ‘a trillion dollar company’ kon noemen of meer dan 1.000 miljard dollar waard was en nu staat het op 1.046 miljard (Bolero/KBC, 8.10.2019). Op p. 28- 29 wordt de VOC/Verenigde Oost-Indische Compagnie(1602-1800) op 7.900 miljard dollar geraamd, evenveel als de 100 grootste Amerikaanse technologiebedrijven samen. Zulke ramingen van bedrijven uit de 17° eeuw zijn heel moeilijk en lijken mij niet wetenschappelijk. Nog een paar andere details: de lezer kan best een Engels woordenboek bij de hand houden voor de vele Engelse termen. Als de EU de Europese bedrijven blijft verhinderen om te fuseren, is dat wellicht nobel, maar dan staan ze machteloos tegenover de Chinese, die geen enkele hindernis moeten overwinnen en bovendien veel staatssteun krijgen. Op p. 53 staat één gallicisme: “dat is wat we zoeken”. Op p. 55 zou ik schrijven: “aan hen die” i.p.v. “aan zij die niet kunnen rekenen”. Hopelijk komt de voorspelling dat Afrika op het einde van deze eeuw 4 miljard inwoners zal tellen, niet uit: dat zou pas echt een catastrofe zijn. Ivan Illich noemt hij een ‘Oostenrijker’ (p. 214), maar zijn roots zijn Dalmatisch en Joods. Los hiervan: een zeer degelijk boek dat je rustig moet lezen en dat tot nadenken stemt. Hopelijk leidt het ook tot een ommekeer.

ISBN 9789077445372 Hardcover; 236 pagina’s; tabellen, grafieken, register, noten, bibliografie 21 x 14 cm; € 24,99

Uitgeverij Lannoo, Tielt/Spectrum, Houten; maart 2019 © Jef Abbeel september-oktober 2019

bottom of page