De schrijfster (°1985) woont in Engeland, maar is afkomstig uit de DDR, waar haar vader officier was
bij de luchtmacht en dus partijlid. Ze begint haar verhaal in de jaren 30, toen duizenden Duitsers
naar de SU vluchtten om aan Hitler te ontsnappen. Helaas werden 55.005 van hen tijdens Stalins
terreur van 1936-1938 opgepakt op beschuldiging van spionage voor Hitler. 13.107 werden naar
werkkampen gedeporteerd, 41.898 werden doodgeschoten (p. 34)! Eén troost: in 1956 werden velen
gerehabiliteerd (p. 38). En de Duitse kinderen op de Karl-Liebknecht-Schule werkten later mee aan de
oprichting van de DDR.
Het Molotov-Ribbentrop-pact van 1939 zorgde voor grote verwarring bij de overlevende Duitse
communisten in Moskou. Wilhelm Pieck en Walter Ulbright produceerden dan mooie leugens: “De
oorlog was uitgelokt door Frankrijk en Engeland, de SU steunde het vreedzame Duitsland!”
Toen Hitler in 1941 binnenviel in de SU, moesten Pieck en Ulbright weer hun oude slogans
bovenhalen. Zij waren de enige twee van het politbureau van negen die nog leefden: zij hadden hun
kameraden verraden (p. 46-55).
Bij de bevrijding van Duitsland werden 2 miljoen Duitse vrouwen door de Russen verkracht.
Dit werd zelfs aangemoedigd door de Joodse schrijver Ilja Ehrenburg (p. 60-61). Russische soldaten
hadden toestemming om alles te plunderen bij Duitse particulieren. Wat ze niet konden meenemen,
vernielden ze. Hetzelfde gebeurde in de musea en met de machines in de fabrieken.
Na de oorlog waren 20 miljoen Duitsers dakloos, 10 miljoen waren krijgsgevangen, 5 miljoen doden
(dat moet zijn: 7,5 miljoen), er was geen eten, wel tyfus. Etnische Duitsers werden verjaagd uit alle
Oost-Europese landen en onder weg wreed behandeld (p. 70-71).
Ulbright en co moesten een nieuwe bestuursstructuur opzetten. De enige voorwaarde was:
antifascistisch zijn. Toch werden er ook antifascisten opgepakt en in tien concentratiekampen
werden 157.837 Duitsers opgesloten, van wie er 35% stierven door de slechte omstandigheden (p.
82-83).
Alle Duitse aristocraten en mensen met een vermogen werden aangehouden, al hun gronden (3,3
miljoen ha), woningen en bezittingen werden in beslag genomen en zij werden in kampen
uitgehongerd. Een gevolg was wel dat de voedselproductie fel achteruit ging (p. 86-88). In oktober
1946 werden meer dan 2.000 Duitse wetenschappers opgepakt en naar de SU gedeporteerd tot in de
jaren 50. Zo ging er veel expertise verloren in Oost-Duitsland (p. 89-90).
In 1948 was 60% van de economie genationaliseerd. In het Westen begon de wederopbouw met het
Marshallplan (1947) en de invoering van de Deutsche Mark. Als reactie blokkeerden de Sovjets op 24
juni 1948 alle verkeer naar Berlijn. Het westen antwoordde met een indrukwekkende luchtbrug. De
deling van Duitsland was niet de wens van de bevolking en volgens de auteur ook niet van Stalin (p.
96). Wel van de leiding van de KPD en van Adenauer.
Op 23 mei 1949 werd de BRD uitgeroepen, op 7 oktober volgde de DDR. Beide partijen gaven elkaar
de schuld van de deling. De BRD telde 50 miljoen inwoners, de DDR slechts 18 miljoen (p. 99).
De BRD kreeg veel hulp van het Westen, de DDR moest betalen aan de SU: de Russen haalden een
deel van de productie weg. De DDR telde op papier tien partijen en leek dus democratisch, maar de
communistische SED besliste alles, had al snel een nomenclatuur en voerde zuiveringen door. Het
was een dictatoriale politiestaat zoals de SU.
Honecker richtte in 1946 de FDJ op: de Freie Deutsche Jugend, de enige jeugdbeweging. In 1950
richtte Erich Mielke de Stasi of Staatssicherheit op. Die hield van 5,6 miljoen burgers een dossier bij,
zette 180.000 à 250.000 onschuldige mensen in de gevangenis, onderwierp ze aan nachtelijke
verhoren, martelingen, schijnprocessen.
Voor energie was de DDR afhankelijk van bruinkool, een zeer vervuilend product. Het uranium werd
volledig opgeëist door de SU. Door de herstelbetalingen moest 60% van de industriële productie ook
naar de SU (p. 142-144).
In 1952 stelde Stalin een verenigd en neutraal Duitsland voor, plus een einde aan de
herstelbetalingen en aan de denazificatie. Duitsland mocht dan geen lid worden van de NAVO.
2
Adenauer wees het voorstel af, tot opluchting van Ulbright en Pieck, die hun baan zouden verliezen
(p. 148-151).
De heropbouw van de DDR verliep ook moeizaam door de vlucht van ruim 3 miljoen bekwame
mensen naar de BRD en de massale ontevredenheid over de economische situatie, die leidde tot de
opstand van 17 juni 1953. Deze was gericht tegen ‘harder werken voor minder geld’ en tegen de
stijgende voedselprijzen. De Sovjets onderdrukten de opstand met tanks en soldaten: ca. 55
demonstranten werden gedood, nadien nog 20 terechtgesteld en 21.000 gearresteerd (p. 154-166).
De DDR moest voortaan minder herstelbetalingen afdragen en de verhoging van de arbeidsnorm
werd teruggeschroefd. In Moskou werd Beria gearresteerd en geëxecuteerd, o.a. omdat hij voor
liberalisering in de satellietstaten was. Ulbright en Pieck moesten tijdelijk naar een sanatorium in
Moskou om te herstellen van de schok van de opstand. In de winkels kwam ineens ook meer voedsel,
zodat de bevolking geen honger meer leed.
De toespraak van Chroesjtsjov in februari 1956 zorgde in de DDR voor de vrijlating van 21.000
politieke gevangenen en de wijziging van ‘Stalin-Allee’ in ‘Karl-Marx-Allee’ (p. 183). Voor de leiding
werd in 1958-60 een beveiligde enclave Waldsiedlung gebouwd op 35 km van Berlijn, met alle
comfort, wat de kloof tussen regime en volk nog vergrootte (p. 199-201).
Dan kwam de Muur. Tussen 1945 en 1961 waren ruim 3 miljoen Oost-Duitsers naar de BRD gevlucht,
van wie 80% via Berlijn. Daarbij waren 7.500 artsen, 1.200 tandartsen, 33% van de academici, zeer
veel geschoolde arbeiders. Op 15 juni 1961 verklaarde Ulbright: ‘Niemand is van plan een muur te
bouwen!’ (p. 206-207). Maar op 13 augustus was het zover: de ‘antifaschistischer Schutzwalle’ van
170 km werd aangelegd. Op 16 augustus noemde Willy Brandt ze een ‘Schandmauer’ en smeekte hij
de vopo’s om niet te schieten. Een jaar later waren er al 23 doden, in 1989 waren er 140 (p. 213-
214). Het doel werd bereikt: er kwam een einde aan de exodus.
In de jaren 60 werd de DDR een producent van speelgoed, lenzen en koelkasten. De economie
groeide met 5% per jaar (p. 230-233). Maar de wachttijd voor een Trabant bedroeg meer dan 10 jaar,
hij stonk, maakte veel lawaai en stond symbool voor de tekorten van de DDR.
In 1968 mocht de DDR voor het eerst deelnemen aan de Olympische Spelen.
Dank zij de combinatie van veel sport vanaf de kleuterschool, de juiste selectie, harde training en
helaas ook doping haalde men 755 Olympische medailles tussen 1968 en 1988, waarvan 203 gouden
(p. 283).
In 1971 vroeg Brezjnev aan de 78-jarige Ulbright om op te stappen, wegens diens toenadering tot de
BRD en Willy Brandt en omwille van zijn toenemende arrogantie. Ulbright kon dat niet verwerken en
stortte in (291-295).
Zijn opvolger Honecker nationaliseerde in 1972 de 11.000 bedrijven die nog privaat waren. In 1973
werden DDR en BRD lid van de UNO. Ulbright stierf op zijn 80 ste . In 1974 werd de Oost-Duitse spion
Günter Guillaume gearresteerd in Bonn en trad Brandt af als kanselier. Vanaf 1976 werd het
paranoïde regime repressiever tegenover dissidenten en kunstenaars. In 1977 brak de koffie-crisis
uit. De leiding zocht een oplossing in Vietnam: daar gingen ze koffie planten. Het werd een enorm
succes: nu is Vietnam na Brazilië de grootste koffieproducent ter wereld. Maar voor de DDR kwam de
eerste oogst te laat: pas in 1990 en toen hield de DDR op. De bevolking moest het lange tijd stellen
met surrogaatkoffie (p. 344-345).
De DDR deed ook aan ontwikkelingshulp door arbeiders uit onder andere Cuba en Mozambique op te
leiden tot vaklieden en door in die landen scholen, ziekenhuizen en fabrieken te bouwen. Helaas
werden in 1989-1990 zowel alle 15.000 Mozambikanen als 55.000 van de 60.000 Vietnamese
arbeiders terug naar hun land gestuurd.
De maatschappij was sterk gemilitariseerd: dat begon al op school en een verlengde dienstplicht van
drie in plaats van anderhalf jaar was een voorwaarde om naar de universiteit te mogen. Intershops
zorgden dat welgestelden ook Westerse producten konden kopen. De Oost-Duitsers mochten ook
postpakketjes ontvangen van hun familie in het westen en ze mochten naar de westerse tv kijken.
Hoyer beschrijft ook het elfde en laatste bezoek van Honecker aan Brezjnev op de Krim: deze was
verslaafd aan drank en sigaretten, depressief, seniel en versleten (p. 377-378). Erger was dat de SU
voortaan minder olie zou leveren: er was crisis door de dure oorlog in Afghanistan en de
wapenwedloop.
3
In 1981 sloot Honecker een handelsakkoord met Japan, niet voor olie, maar voor
consumptieartikelen zoals cassetterecorders. En in 1983-1984 klopte hij aan bij de BRD voor een
lening van telkens 1 miljard mark om de financiële ondergang van de DDR af te wenden. Zo kwamen
er steeds meer contacten tussen beide landen, ondanks de tegenkantingen van Moskou. In 1987
mocht Honecker op bezoek bij Kohl in Bonn. De verstandhouding was prima, anders dan de relatie
met Gorbatsjov, tegen wie Honecker in 1986 had gezegd: “Wij gaan onze eigen weg.” (p. 432).
Tussen 1973 en 1983 deden jaarlijks 25.000 mensen een aanvraag om de DDR te verlaten. Ze
vonden het leven er te saai. Daarvan kregen gemiddeld 9.000 die toestemming. Tussen 1984 en 1988
mochten er 113.000 vertrekken (p. 422). De aanvragers en hun familie riskeerden wel ontslagen te
worden. De schrijfster zegt er niet bij dat de BRD betaalde voor elke overloper.
In 1989 waren er weinig mensen die het einde van de DDR verwachtten. Op 6 juli verklaarde
Gorbatsjov in de Raad van Europa dat elk volk zijn maatschappelijk systeem mocht kiezen (p. 453).
Op 7 oktober was hij aanwezig bij de 40 ste (en laatste) verjaardag van de DDR. Hij zei tegen Honecker:
“Wie te laat komt, wordt gestraft voor het leven.” (p. 454). In steeds meer steden vonden
demonstraties plaats en in september-oktober weken 50.000 Oost-Duitsers uit naar het Westen. Op
17 oktober werd de 77-jarige Honecker vervangen door de 52-jarige Egon Krenz. Hij wou veranderen,
maar het was te laat.
Op 9 november werd de Muur geopend en op 20 november waren er al 10 miljoen Oost-Duitsers
gaan kijken in het Westen (p. 459-461). Alles veranderde nu snel. Op één maand verloor de SED
900.000 van zijn 2 miljoen leden (p. 466). In maart 1990 vonden de eerste vrije verkiezingen plaats.
Alle partijen waren voor hereniging. Op 1 juli 1990 volgde de monetaire unie, op 3 oktober de
hereniging. Duitsland werd opnieuw één land, 119 jaar na de eerste eenmaking (1871). Zo stond het
trouwens in artikel 1 van de grondwet van de DDR uit 1949.
De privatiseringen zorgden helaas voor veel werkloosheid en er bleven breuklijnen bestaan in
stemgedrag, alcoholgebruik en economische ongelijkheid. In 2005 was nog 20% van de Oost-Duitsers
werkloos. In 1989 hadden alle vrouwen in de DDR een baan, maar zelden aan de top en nooit in het
politbureau. In de BRD werkte slechts de helft. In 1991-1992 verdween een groot deel van de gratis
kinderopvang en gingen er minder vrouwen werken.
Bij de verkiezingen van 2021 stemde 25% niet, 16% koos voor de uiterst rechtse AfD en 7% voor Die
Linke: de helft geloofde dus niet meer in de traditionele partijen. De nostalgie naar een aantal Oost-
Duitse producten zoals Trabant, Vita Cola en films bleef groot. Tot verbazing van de West-Duitsers,
die moesten leren dat de DDR een onderdeel is van de Duitse geschiedenis (p. 472-480).
Beoordeling
De schrijfster heeft zeer uiteenlopende bronnen geraadpleegd en is zeer goed op de hoogte van de
geschiedenis van haar geboorteland. Ze schenkt ook veel aandacht aan de vrijetijdsbesteding:
cultuur, festivals, popgroepen, films, de aankoop van dure jeans en dure koffie. Ze staat welwillend
tegenover haar land en benadrukt vooral de positieve aspecten: arbeiderskinderen kregen méér
kansen om te studeren en vrouwen om te werken dan in de BRD. En hun Angela Merkel werd een
belangrijke kanselier van het herenigde Duitsland.
Ze vermeldt wel de onderdrukking van kerken, kunstenaars, activisten en dissidenten zoals Wolf
Biermann, maar ze zegt weinig over de concentratiekampen van de Stasi, die bijna even akelig waren
als die van de nazi’s.
Soms zorgt ze voor onduidelijkheden: op p. 24 schrijft ze dat er 8.000 Duitse emigranten in de SU
verbleven. Maar op p. 34 staat dat er 55.005 werden aangehouden. Vele Russische plaatsnamen
ontbreken op de kaartjes vooraan. Het woord ‘Trabant’ is volgens haar van Slavische herkomst, maar
het is Middelhoogduits voor ‘reisgezel’.
Ze vertelt niets over de instorting van het sportsysteem na 1990: sindsdien heeft het Oosten geen
betere sporters meer dan het Westen. Ze toont wel aan dat de DDR meer was dan de Muur of dan
het ‘Stasiland’ van Anna Funder uit 2002. Dat boek ontbreekt in de bibliografie, net zoals ‘The Berlin
Wall’ (2006)/‘De Berlijnse Muur’ (2007) van Frederick Taylor.
Haar boek is zeer de moeite waard, zeker voor wie de DDR destijds vaak bezocht heeft.
4
Referentie
Katja Hoyer,
Achter de Muur
Oost-Duitsland 1949-1990.
Vertaling van ‘Beyond the Wall’
Uitgeverij Querido Facto, Amsterdam/L&M, Antwerpen, mei 2023
Paperback, 21 x 13 x 4 cm, 512 pagina’s
Kaarten, foto’s, noten, bibliografie, register, € 34,99
ISBN 978-90-214-6602-6
© Jef Abbeel, juli 2023 www.jefabbeel.be
Comments