top of page
  • Jef Abbeel

Congo in de tijd van de Belgen

Congo in de tijd van de Belgen

André de Maere d’Aertrycke e.a.

Enkele oud-kolonialen schreven dit boek om aan te tonen dat er over koloniaal Congo veel

desinformatie bestaat. De kolonisatie op zich verdedigen zij uitdrukkelijk niet, maar ze tonen

systematisch aan dat auteurs zoals Hochschild afgehakte handjes toonden zonder erbij te zeggen dat

de oorzaak gangreen was (p. 16). En Edward Hooper beweerde in 1999 in zijn boek en film dat de

Belgische arts Ghislain Courtois bij zijn vaccinatiecampagne tegen polio de Congolezen besmet zou

hebben met aids. Een flagrante leugen !Verder hebben zij kritiek op de film van Peter Bates (‘White

King, red Rubber, black Death’) uit 2004 en het pamflet van Mark Twain uit 1905. De internationale

campagne zat inderdaad vol leugens, ze had zeker niet de bedoeling om objectief te zijn, maar ze had

wel een blijvende impact tot nu.

Ook vandaag komt er veel desinformatie op de markt, m.n. onder invloed van Black Lives Matter, o.a.

over het noodzakelijke optreden van de para’s in Stanleystad/Kisangani in 1964 (LLB, 30.06.2021).

Het boek analyseert twintig feiten van desinformatie tussen 1998 en 2019, waaronder de valse

beschuldiging dat dokter Courtois in 1955-56 het aidsvirus zou hebben verspreid. Bij de verspreiders

horen ook de VRT, RTBF, Le Soir en nog andere kranten.

De auteurs hekelen enkele vormen van manipulatie: uitzonderlijke straffen zoals de chicotte

voorstellen alsof het elke dag gebeurde, het aantal doden bij de aanleg van de eerste spoorweg

Matadi-Leopoldstad overdrijven. Ze wijzen er ook op dat Leopold II niet aanwezig was en zelfs niet

uitgenodigd was op de Conferentie van Berlijn in 1885. Zijn grote ambitie was wel om België een

kolonie te bezorgen, tegen de zin van de kortzichtige Belgische politici in. Hij wou ook de slavernij in

Afrika afschaffen. De Conferentie van Berlijn kende Congo toe aan de AIC (Association Internationale

du Congo) van Leopold. Congo bleef onafhankelijk van België en kreeg tot 1889 ook geen Belgisch

geld. Leopold gebruikte zijn eigen fortuin en dat van de families Lambert/Rotschild en Brugmann om

van Congo een georganiseerd land te maken, er wetten uit te vaardigen en de slavernij af te schaffen

(p. 57). Tussen 1500 en 1900 zouden 13 miljoen Congolezen gedeporteerd zijn door

slavenhandelaars: Arabische, maar ook Engelse, Franse, Portugese en Nederlandse (p. 62-63). Dat

lijkt mij een zeer hoge schatting.

In 1908 werd Congo overgenomen door België, na jarenlange discussies in het parlement en in de

publieke opinie. Vanaf 1903 was er al veel - grotendeels ongegronde - kritiek op Leopold van de

Britse consul Roger Casement en van Edmond Morel (‘Red Rubber’, 1906). Grotendeels ongegrond

omdat er leugens in stonden: doden door de slaapziekte werden toegeschreven aan agenten van

Leopold, de mythe van de ‘afgehakte hand’ bleek een beet van een wild zwijn te zijn (p. 76-77). Er

werden geen handen afgehakt als de rubberproductie te laag was.

De wandaden tegenover dorpen die weigerden arbeiders te leveren, werden vaak begaan door

zwarte soldaten zonder dat er een blanke bij was. Leopold werd ook meer aangevallen dan de

andere kolonisatoren, omdat men zo jaloers was op de rijkdommen van Congo (p. 86-88).

In 1908 ging Emile Vandervelde, vriend van Morel, antikoloniaal en antiroyalist, zelf op reis door

Congo en constateerde dat er zeer veel goeds was gedaan (p. 88-92).

Maar de mythe van de Belgische ‘genocide’ (“10 miljoen doden op 20 miljoen inwoners”) is nog lang

niet uitgeroeid. De cijfers zijn willekeurig, de hoofdoorzaken van de ontvolking worden niet vermeld:

de pokken en de slaapziekte. Vangroenweghe beweerde zelfs dat de Belgen die ziektes hadden

ingevoerd, terwijl ze in heel Centraal Afrika aanwezig waren en hij maakt de vergelijking met de

Holocaust. Hochschild nam het thema holocaust blindelings over (p. 96-98). Genocide betekent

trouwens een volk systematisch en doelbewust uitroeien. In 1902 waren er 1.465 Belgen in Congo,

een land dat 76 keer zo groot is als België. Zij konden onmogelijk 10 miljoen mensen uitroeien. Er

was ook geen enkele telling voor 1920.

Oorzaken voor de ontvolking waren divers: onderlinge oorlogen, slavenhandel (2 à 4 miljoen

slachtoffers), rubberwinning (volgens de auteurs maximum 850.000 doden, grotendeels dan nog

door ziektes), aanleg van de spoorweg (1.800 dode Afrikanen uit diverse landen en Chinezen en ook

132 blanken), de oorlog van 1892-1895 tegen de slavenhandelaars en tegen opstandige Congolese


2

soldaten (ca. 100.000 doden). Ondervoeding speelde ook een rol, maar ze was geen gevolg van de

verplichte rubberarbeid, want de vrouwen bewerkten het land en zorgden voor de voeding (p. 115).

Opgeteld komen de auteurs aan 1,5 miljoen i.p.v. 10 miljoen doden, met de slaapziekte als ergste

doder (p. 102-112). Demograaf Jean-Paul Sanderson schat het aantal inwoners in 1885 op 11 à 20

miljoen en de afname op 1 à 5 miljoen, door diverse oorzaken: minder geboortes en meer

sterfgevallen door ziektes, ondervoeding, geweld (‘Koloniaal Congo’, p. 111 – 113).

De afgehakte handen dan: die traditie bestond bij de Arabieren en in sommige gevallen ook bij de

Afrikanen: voor overspel en diefstal (p. 117). De aanklagers gebruiken altijd dezelfde twee foto’s: bij

één kind was het door koudvuur, bij het andere door een jachtongeval met een everzwijn. Morel

heeft die fabel verspreid en hij overleeft tot vandaag. Nooit deed een blanke zoiets bij een levende

zwarte. Het is wel gebeurd bij Lippens en De Bruyne, die in 1892 afgeslacht werden door stamhoofd

Sefu in hun strijd tegen de slavenhandelaars (p. 119-120).

Daarna krijgen we een duidelijk overzicht van de economie van Congo tussen 1887 en 1908 (p. 127-

140). Tijdens de Belgische periode (1908-1960) mochten enkel die Belgen in Congo binnen die

konden bijdragen aan de ontwikkeling van het land en die hun repatriëring konden betalen, dus geen

werklozen of lieden die niet van plan waren om te werken (p. 145).

Er kwam gratis onderwijs en gratis medische zorg. In 1885 was iedereen ongeletterd. In 1955 was

42% alfabeet. In de Britse en Franse kolonies was dat gemiddeld minder dan 20% (p. 198).

Het meisjesonderwijs liep wel achterop door de Afrikaanse mentaliteit dat vrouwen geen onderwijs

nodig hadden (p. 210).

In 1960 had Congo meer dan 25.000 scholen voor basis- en middelbaar onderwijs, twee

universiteiten en één kernreactor: een unicum voor Afrika.

Nu moeten de ouders 100 dollar betalen voor lager onderwijs, omdat de staat de onderwijzers niet

meer betaalt. Voor velen is dat onmogelijk met een jaarinkomen van 220 dollar. 75% leeft onder de

armoedegrens. Het analfabetisme neemt weer toe. En wie toch een hoog diploma haalt, heeft de

keuze tussen bedelaar, straatverkoper of taxichauffeur (Bart Demyttenaere, ‘Mijn Congo’).

De medische dienst van de Belgen slaagde erin de slaapziekte, pokken en andere tropische ziektes uit

te roeien en kreeg in 1962 alle lof van de Wereldgezondheidsorganisatie: “Congo loopt 20 jaar voor

op de rest van Afrika’.”(p. 171, 192). Helaas viel het medisch systeem na 1960 snel uit elkaar:

tienduizenden Belgen gingen op de vlucht voor het geweld. Een andere reden was dat alles werd

gedaan voor de Congolezen, maar te weinig mét hen (p. 183). Vele ziekenhuizen raakten in verval.

Het vervoer in Congo bestond eerst uit dragers, dan kwamen de spoorwegen, luchtvaart,

waterwegen, gewone wegen. Gevolg: in 1960 stond Congo ook op dit gebied aan de top in Afrika en

tienduizenden Congolezen vonden er betaald werk (p. 246).

Ook de landbouw werd zo georganiseerd dat de boeren niet meer met heel het dorp moesten

verhuizen zodra hun gronden uitgeput waren. Ook de veehouderij en visvangst werden

gemoderniseerd. Gevolg: in 1960 had geen enkele Congolees nog voedselgebrek (p. 267). Al vanaf

1887 voerden de Belgen wetten in om de natuur, het tropisch woud, het aantal olifanten en

neushoorns te beschermen. Jagen mocht enkel nog in de jachtreservaten. Op initiatief van koning

Albert kwamen er grote nationale parken om flora en fauna te beschermen.

Met de nodige cijfers tonen de auteurs ook aan dat Congo niet uitgebuit werd. De welvaart in België

zelf begon vooral te stijgen na 1960. Op 30 juni 1960 was de Congolese economie met een overschot

van 10 miljard BF op de handelsbalans dus zeer gezond, vooral dank zij de mijnbouw (koper, goud,

diamant, kobalt e.a.). De groei van de export bedroeg ca. 7% per jaar tussen 1913 en 1960, de import

ca. 5% (p. 281-284). De overheidsfinanciën waren meestal in evenwicht en de levensstandaard was

zeer goed (p. 286-287). Ook de private bedrijven deden van alles voor hun Congolese werknemers:

ze kregen van hen gratis huisvesting, onderwijs, medische zorg etc. (p. 289).

De missies dan. Er waren zowel katholieke, met 525 posten als protestantse, met 255 posten. Ook de

missionarissen werden massaal slachtoffer van malaria en andere ziektes. Zij bouwden scholen,

medische centra, ziekenhuizen. Maar in 1960-1961 werden ook zij het slachtoffer van de rellen,

plunderingen, verkrachtingen en moordpartijen.

Vanaf 1955 begon de korte weg naar onafhankelijkheid. Vanaf 1959 vonden er rellen en

plunderingen plaats, in 1960 een echte muiterij van de Openbare Weermacht, die gepaard ging met

plunderingen, vernielingen en groepsverkrachtingen van Europese vrouwen en nonnen. Europeanen


3

verlieten massaal hun posten en het land (p. 352 -353). Lumumba en co maakten fouten door hun

achterban op te hitsen. De Belgen hadden een grote fout gemaakt doordat ze te weinig Congolezen

toegelaten hadden tot de hogere kaders. In de katholieke kerk deden ze dat wel.

Na 61 jaar onafhankelijkheid is er helaas veel verloren gegaan en is er veel ondervoeding en

analfabetisme ontstaan.

Conclusie

De auteurs hebben een verdienstelijke poging gedaan om een juist beeld te schetsen van 75 jaar

Belgen in Congo. Ze doen dat met de nodige statistieken en vergelijkingen met de Franse en Engelse

kolonies, die het op de meeste vlakken minder goed deden. Op het einde laten ze ook Congolezen

aan het woord, die veel respect tonen voor Leopold II, zijn beelden laten staan en kritiek hebben op

de ondankbare diaspora in België (p. 362-363).

Hopelijk wordt hun boek ook gelezen door de critici, zowel de Belgische als de Congolese en de

buitenlandse. Idem voor de parlementaire onderzoekscommissie. En hopelijk lezen die ook:

Baudouin Peeters ‘60 ans, 60 lieux, 60 témoins. Histoires partagées entre le Congo et la Belgique’

(Editions Dynamédia, Kraainem, 2021). Een boek vol getuigenissen, zonder rancune.

Enkele opmerkingen, deels inhoudelijke, deels details: de Belgische staat, de burgers en zeker de

missionarissen die in Congo werkten hebben wellicht geen grote winsten gemaakt, want de welvaart

kwam na 1960; maar een aantal bedrijven allicht wel: Société Générale, Union Minière (nu Umicore),

Texaf, Sipef, …

Dan wat details: Jean Stengers (1922-2002, p. 3) was een gerespecteerde prof en Congo-specialist

aan de ULB, niet aan de VUB; op p. 41 ontbreekt de titel (“Congo werd door Leopold II geplunderd”)

bij nr. 9; geregeld komt de plaats Stanley Pool voor, zonder dat de auteurs uitleggen dat het een

meer was aan de benedenloop van de Congostroom; Engeland ‘die’ en Duitsland ‘die’ (p. 87-88)

moet telkens ‘dat’ zijn; Julius Caesar kon in 52 v.C. nog niet zeggen dat de Belgen meer dan 300 jaar

door de Romeinen gekoloniseerd zijn (p. 143); hij zei wel dat we de dappersten waren van alle

Galliërs; het rapport van de Wereldgezondheidsdienst dateert op p. 171 uit 1960, op p. 192 uit 1962;

1960 is correct; de eerste spoorweg werd aangelegd tussen 1890 en 1898 (p. 227), maar op de

volgende pagina is dat 1923-1932; men bedoelt dat er toen verbeteringen aangebracht werden; bij

de missies (p. 297) ontbreken de Salvatorianen in Kapanga (provincie Katanga): nu zijn ze met 100

Congolese priesters en twee Belgische; philosophare (p. 314) moet philosophari zijn; een alfabetisch

lijstje met de afkortingen zoals BCK, BCB, … zou welkom zijn.

Tot slot: al onze vroegere kolonisatoren, van Romeinen tot Duitsers, zijn nadien onze vrienden

geworden. Hopelijk lukt dat ook voor de Belgen en de Congolezen.

Congo in de tijd van de Belgen

Een verstorende werkelijkheid, één die de heersende opvattingen ontwricht

Balans en resultaten 1885-1960.

André de Maere d’Aertrycke, André Schorochoff, Pierre Vercauteren en André Vleurinck+

Vertaling van ‘Le Congo au temps des Belges ‘, 2019, door Carine Van Bost

Uitgeverij Dynamedia, Brussel, april 2020

384 p., 30 euro, kaart, foto’s, tabellen, bibliografie

ISBN 978-29-310-5303-4

©Jef Abbeel juli 2021 www.jefabbeel.be

bottom of page