Iaroslav Lebedynsky
Dit boek maakt deel uit van de collectie ‘Présence Ukrainienne’, waarin historicus Lebedynsky e.a.
Oekraïners de geschiedenis en cultuur van hun land meer bekend willen maken in West-Europa.
De auteur (°Parijs, 1960) komt uit een Russischtalige familie die in 1921 via België naar Parijs
emigreerde. Zijn boek bestaat uit vragen en antwoorden, maar het is gelukkig wel chronologisch
geordend in tien hoofdstukken, die allemaal beginnen met een chronologische tabel. De laatste tabel
eindigt helaas al in 1991. En de eerste begint niet met de stichting van Kiev (882 n.C.), maar al rond 1
miljoen jaar v.C. (p. 21).
Het boek begint met de verklaring van de naam Oekraïne en allerlei gegevens over de oppervlakte,
de inwoners (78% Oekraïners, 17% Russen), de talen (67% Oekraïens, 24% Russisch). Een wet uit
2017 bevordert het Oekraïens en benadeelt de andere talen (p. 20).
Het historisch overzicht start dus in de prehistorie, maar het is vooral herkenbaar vanaf de Oudheid,
met de Scythen, Grieken, Sarmaten, Goten, Hunnen. Na 455 verdwenen de Hunnen, maar in 1223-
1241 kwamen ze terug als Mongolen (p. 52). De Slavische volkeren arriveerden in de 6 de eeuw. In de
9 de eeuw kwamen de Varagen (Zweedse Vikingen) erbij en werd Kiev gesticht. In 988 bekeerde
Vladimir, vorst van Kiev, zich tot het christendom. De Mongolen maakten een einde aan het Kievse
rijk. Hun naam Tataren komt eigenlijk van een Aziatisch volk dat zij overwonnen hadden. Daarna
verschoof de macht naar Litouwen, Polen en Moskou. Het kleine Litouwen veroverde in de 14 de eeuw
grotendeels het huidige Wit-Rusland en het huidige Oekraïne: het werd Litouwen-Roethenië (p. 92-
93).
De Litouwers werden niet beschouwd als veroveraars, maar als bevrijders van het Tataarse juk (p. 92-
93). De Tataren of de Gouden Horde waren al verzwakt en werden in 1380 ook verslagen door
Dimitri I van Moskou in Koelikovo (300 km ten Z van Moskou).
In 1385 ontstond in Kreva (Wit-Rusland) een dynastieke unie tussen Litouwen en Polen: de groot-
prins van Litouwen trouwde met de erfgename van Polen en werd zo koning van Polen.
Roethenië/Oekraïne hoorde hierbij. In 1410 versloegen de Litouwers-Polen-Oekraïners de Teutoonse
Orde definitief in de slag bij Tannenberg (Pruisen). Maar in 1492 versloeg Moskovië Litouwen, dat
gebieden moest afstaan en Ivan III moest erkennen als ‘soeverein van heel Roethenië’ . Ondertussen
hielden de Krimtataren verwoestende expedities in de regio Kiev om er zoveel mogelijk slaven te
maken.
In de 14 de eeuw ontstonden de kozakken: Turks voor dissidenten, vrije mensen die zich afgescheurd
hadden van hun groep, zoals de Kazachen zich losgemaakt hadden van de Oezbeken. De kozakken
streden tegen de Tataren en de Ottomanen. Hun eerste centra waren Kiev en de regio aan de Don
(Zuid-Rusland). Verder waren ze ook vissers. Bij hen voegden zich ook Roetheense boeren die
weggevlucht waren uit hun lijfeigenschap. De periode 1569-1795 krijgt hier zelfs de naam de
‘Kozakse tijd’ (p. 103). Tussen 1569 en 1648 vergrootte de invloed van Polen ten nadele van de
kozakken en van Moskou. In 1654 zwoeren de kozakken trouw aan tsaar Alexis I. De Russen
beschouwden en beschouwen dit verdrag nu nog als de hereniging van Oekraïne met Rusland (p.
119-122). Chroesjtsjov vierde de 300 ste verjaardag trouwens met de schenking van de Krim aan
Oekraïne. In de tweede helft van de 17 de eeuw verving de naam Oekraïne die van Roethenië. Moskou
heerste over de oostelijke kant van de Dnjepr met Kiev, Polen over de westelijke. In 1709 versloeg
Peter de Grote bij Poltava de Zweden en de kozakken. De kozakken werden gestraft met
dwangarbeid bij de bouw van Sint-Petersburg.
Ten tijde van Catharina de Grote (1762-1796) werden de zuidelijke steppen veroverd door Potemkin
en werd de Krim aangehecht (1783). Het onderwijs werd gegeven in het Russisch, de regimenten van
de kozakken werden ondergebracht bij de ruiterij van het Russische leger, de boeren werden
lijfeigenen (tot 1861). De elite van de kozakken werkte mee, want zij promoveerden tot Russische
adel. Bij de Poolse delingen werd ook de rechteroever van de Dnjepr grotendeels aangehecht.
Charkov kreeg een universiteit in 1802, Kiev in 1832. Rond 1846 ontstond de patriottische beweging,
2
met als doel het herstel van de taal en cultuur en een onafhankelijke republiek. Deze doelen werden
pas in 1991 bereikt. Het was ook de tijd van Taras Tsjevtsjenko (1814-1861), de nationale dichter, die
in 1847 veroordeeld werd tot tien jaar legerdienst.
In 1897 telde Oekraïne 87% analfabeten (p. 165). De economie deed het veel beter, zeker in de
Donbas, waar toen meer dan 10.000 Belgen actief waren. De periode 1914-121 was zeer woelig en
chaotisch. Galicische Oekraïners vochten met Oostenrijk tegen de Oekraïners die bij Rusland
hoorden. Het Russische Oekraïne verklaarde zich onafhankelijk, maar de bolsjewieken maakten daar
een einde aan. Bij de verkiezingen van 25 november 1917 haalden ze in Oekraïne minder dan 10%
van de stemmen (p. 178). Maar in 1921 hadden ze de macht in Oekraïne en werd de Socialistische
Sovjetrepubliek Oekraïne opgericht.
Anarchist, partizanenleider en volksheld Nestor Machno vocht van 1917 tot 1919 tegen bijna
iedereen, maar beging in 1919 met zijn aanhangers wrede massamoorden, o.a. op de Mennonieten,
kolonisten van Duitse herkomst. De nationalisten Simon Petlioera en Pavlo Skoropadsky worden
positiever beoordeeld (p. 176-193).
In 1921-1923 werd Oekraïne getroffen door een zware hongersnood als gevolg van de
nationalisaties, met 1,5 miljoen doden. De ergste was de Holodomor (hongermoord) van 1932-1933,
die door Stalin bewust georganiseerd werd om de weerstand van de boeren tegen de collectivisatie
te breken. En 4 à 7 miljoen doden veroorzaakte. Ondertussen voerde de SU graan uit om de
industrialisatie te financieren. Bij de grote zuiveringen sneuvelden 1/4 de van de leden van de
Communistische Partij van Oekraïne, alle leden van de regering en gans de intellectuele elite (p. 202-
205). De 5 à 6 miljoen Oekraïners in Pools Galicië en de kleinere groepen in Roemenië en Tsjecho-
Slowakije kenden een veel minder hard regime (p. 207-208). Na de vierde verdeling van Polen in
september 1939 kwam westelijk Oekraïne bij de SU. In juni 1940 moest Roemenië zijn Oekraïens deel
ook afstaan aan de SU. In beide delen werden de tegenstanders geëxecuteerd of gedeporteerd (p.
212-213).
In juni-december 1941 werd heel Oekraïne bezet door de Duitsers. Stepan Bandera e.a.
beschouwden hen als bevrijders, maar ze werden zelf opgepakt. De Duitsers wilden geen
onafhankelijk Oekraïne, wel een Duitse kolonie. Einde 1944 heroverde het Rode Leger heel Oekraïne.
Stalin misbruikte de collaboratie om alle 240.000 Tataren van de Krim te deporteren naar Centraal-
Azië. De Koeban-kozakken, die ook gecollaboreerd hadden, werden in 1945 door de Britten
uitgeleverd aan de Russen en ondergingen een gelijkaardig lot (p. 218-219).
Na de oorlog lag het land in puin: 700 steden waren grotendeels verwoest, 10 miljoen mensen waren
omgekomen of geëmigreerd. Het grondgebied was wel uitgebreid met stukken van Polen, Tsjecho-
Slowakije en Roemenië. Oekraïne werd lid van de VN, zoals Wit-Rusland en de SU. De te hoge quota
veroorzaakten in 1946-47 een nieuwe hongersnood. Intellectuelen en partijleden werden opnieuw
uitgezuiverd. De Grieks-Katholieke kerken werden beschouwd als patriottisch en dus ontbonden (tot
1989). Tijdens Chroesjtsjov kwam er meer vrijheid, behalve op godsdienstig vlak. Hij liet Bandera e.a.
nationalisten liquideren in Duitsland. Van 1938 tot 1949 was Chroesjtsjov eerste secretaris van de CP
in Oekraïne en enthousiaste uitvoerder van de misdaden van Stalin (p. 225).
Tijdens Brezjnev werd de russificering weer intenser en werd de Oekraïense cultuur beschouwd als
folklore, net zoals die van de andere niet-Russische volkeren in de SU.
Tijdens Gorbatsjov kwam er meer vrijheid: het Oekraïens werd de officiële taal, een deel van de
Tataren keerde terug naar de Krim. In 1990 ontstonden nieuwe politieke partijen. Op 24 augustus
1991 verklaarde Oekraïne zich onafhankelijk. Op 1 december 1991 stemde 90% van de bevolking
voor onafhankelijkheid, ook de oostelijke Russischtalige gebieden en de Krim. Leonid Kravtsjoek werd
president gekozen met 62% van de stemmen.
Het onafhankelijke Oekraïne kampte met serieuze problemen: de leidende klasse en de oligarchen
verrijkten zich, miljoenen inwoners werden armer, de productie stuikte in elkaar, de bevolking
daalde van 52 miljoen in 1992 naar 45 miljoen in 2019 door minder geboortes en meer economische
emigratie.
Jeltsin berustte in de onafhankelijkheid, Poetin helaas niet: voor hem was en is Oekraïne een
artificiële staat, met veel Russische gebieden en met het risico een instrument te worden van de EU
3
en van de VS (p. 236). Bij de Oranjerevolutie van 2004 werd (de vergiftigde) Viktor Joesjtsjenko tot
president gekozen. Zijn tegenstanders en de Russen zagen er de hulp van de VS in. In 2010 was het
de beurt aan de pro-Russische Janoekovitsj. Deze liet op 20 februari 2014 op de betogers schieten
met 80 doden en 600 gewonden als gevolg. Dan vluchtte hij naar Rusland. Van 2014 tot 2019 was
Porosjenko president. De nationalisten, door de Russen ‘fascisten’ genoemd, haalden hooguit 2% van
de stemmen. In februari-maart 2014 veroverde Rusland de Krim, die overwegend Russischtalig was:
59% waren Russen, 24% Oekraïners die Russisch spraken. Idem voor de Donbas: de inwoners zijn
Oekraïners die Russisch spreken. In april 2014 werden met Russische hulp de republieken Donetsk en
Loegansk uitgeroepen. Deze verzetten zich tegen Kiev en tegen de promotie van de Oekraïense taal.
Er vielen al 14.000 doden.
In Oekraïne steeg de welvaart nauwelijks, de invloed van de oligarchen bleef, de corruptie ook. In
2019 werd Zelensky de nieuwe president met 73% van de stemmen. Hiermee eindigt Lebedynsky.
Hij is heel realistisch: de periode van de onafhankelijkheid ging gepaard met vele problemen, maar
de staat en de bevolking hebben dapper weerstaan aan de Russische aanval. Het land moet zijn
plaats nog vinden tussen het Westen en Rusland.
Beoordeling
De geschiedenis van Oekraïne is zeer ingewikkeld, maar de auteur stelt ze objectief en duidelijk voor,
in begrijpelijke taal. Elk hoofdstuk begint met een chronologische tabel en bij elk hoofdstuk horen
één à twee kaarten. Die kaarten staan achteraan, ze zijn niet in kleur en ze gaan van de verre
prehistorie tot nu, maar met te veel nadruk op het verre verleden en te weinig op de periode na
1917. Wellicht wil de auteur vooral benadrukken dat zijn land al lang bestaat en bij Europa hoort.
Op kaart VII (p. 261) zijn de vele Griekse kolonies te klein weergegeven en op de andere kaarten
ontbreken heel wat belangrijke plaatsnamen: Koelikovo (p. 93), Kreva (p. 93), Tannenberg (p. 94),
Perejaslavl (p. 119), Poltava (p. 131), Marioepol en Sebastopol (p. 141).
Op p. 146, 158-159 mis ik Michailo Verbitsky, de componist van de nationale hymne ‘Oekraïne is nog
niet dood’. Deze mocht pas in 1991 vertolkt worden. De zin “Onze ziel en ons lichaam zullen wij
geven voor onze vrijheid” komt nu weer van pas in de oorlog.
Er staan twee drukfoutjes in: ‘Juiks’ i.p.v. Juifs (p. 64) en ‘les’ 1380 i.p.v. en 1380 (p. 93).
Hopelijk wordt het boek de volgende keer bijgewerkt met de periode van 2014 tot 2022.
Referentie
Ukraine
Une histoire en questions
Iaroslav Lebedynsky
Uitgeverij L’Harmattan, Paris, mei 2019.
232 pagina’s, tabellen, kaarten, paperback, 21 x 13 cm, € 30
ISBN 978-2 -343-17778-6
Jef Abbeel augustus 2022 www.jefabbeel.be
Comments