top of page
Jef Abbeel

Lenin, 1870-1924, biografie.

Victor Sebestyen (Boedapest,1956) vluchtte met zijn ouders uit Hongarije naar Engeland na het neerslaan van de Hongaarse revolutie. Over die revolutie schreef hij eerder al “Twelve Days”. Verder schreef hij ook : “1946-the making of the modern world” en “Revolution 1989”.

Sebestyen houdt van duidelijke taal. Al in zijn inleiding zegt hij : aan het mausoleum van Lenin schuiven nog altijd mensen aan, hoewel ze geen communisten zijn en weten welk onheil de man aangericht heeft. In 2011 heeft Poetin het mausoleum voor veel geld laten restaureren uit vrees voor instorting. Poetins grootvader was Lenins kok. Maar Poetin wil vooral tonen dat Rusland een sterke leider nodig heeft. En hoewel de archieven en de historici meer dan genoeg wreedheden en leugens over Lenin en zijn opvolgers hebben onthuld, blijven de scholieren leren hoe goed “opa Lenin” wel was. En zijn opvolger Stalin is in 2017 nog altijd de belangrijkste Rus uit de geschiedenis.

Het boek begint niet met de jeugd van Lenin, maar met zijn staatsgreep. De Oktoberevolutie wordt altijd voorgesteld als goed georganiseerd, maar Sebestyen beweert het omgekeerde: de organisatie was slecht, maar de Voorlopige Regering was nog veel onbekwamer (31). En het was zeker geen massale volksopstand: in Petrograd waren maximaal 10.000 van de 2 miljoen inwoners erbij betrokken. Er deden in 1927 veel meer mensen mee aan de film van Eisenstein dan aan de bestorming van het Winterpaleis in 1917(39). En op het congres van de Sovjets in het Smolny waren er meer afkeuringen van de misdadige staatsgreep dan goedkeuringen. Maar de tegenstemmers zoals Soechanov verlieten de vergadering en speelden nadien nooit meer een rol.

De jeugd van Lenin wordt ook nog eens voorafgegaan door de vrouwen rondom hem: zijn vrouw Nadja Kroepskaja en zijn maîtresse Inessa Armand, beiden tegelijk revolutionair. De briefwisseling tussen Lenin en Inessa en haar dagboek zijn 70 jaar lang verborgen gehouden. Generaties Russen hebben nooit geweten dat hun grote held er een tweede vrouw op na hield. Ook twee zussen van Lenin, Anna en Maria, werkten mee aan de revolutie, hadden een tijdje in Siberië vertoefd en werden na de revolutie beloond met mooie functies.

Lenins moeder Maria Blank was van Joodse afkomst, dochter van een arts, maar Lenin zelf wist niet dat hij Joods bloed had(48-49). Toen zijn zus Anna dat na Lenins dood tegen de antisemitische Stalin zei, verbood hij haar dat bekend te maken. Lenins moeder was geen revolutionair, maar sponsorde Lenin wel, want zijn boeken brachten niets op. Zijn grootmoeder was een ongeletterde Kalmoekse. Lenin had Mongoolse trekken, maar besefte dat blijkbaar niet, want hij noemde Stalin “onze Aziaat”.

Zijn vader was onderwijsinspecteur. Hij gaf zijn kinderen een traditioneel orthodoxe opvoeding en had een grote verering voor tsaar Alexander II en zijn inspanningen voor het onderwijs.

Lenin kwam dus helemaal niet uit de arbeidersklasse, zoals de mythe het decennialang voorstelde, maar uit een welgesteld gezin met inwonend kindermeisje en huislerares.

Hij werd op 10 april 1870 geboren in Simbirsk aan de Wolga, op 900 km van Moskou. Ook Alexander Kerenski kwam vandaar, maar was elf jaar jonger en ze kenden elkaar niet. Na Lenins dood werd de stad omgedoopt in Oeljanovsk en de kathedraal werd afgebroken.

Op school haalde Lenin schitterende resultaten, zowel voor Latijn en Grieks als voor wiskunde. Toen hij 16 was, stierf zijn vader op zijn 54° aan een beroerte. Lenin zou op dezelfde leeftijd aan dezelfde kwaal sterven. Een jaar later (1887) gebeurde weer een drama: vijf studenten, onder wie Lenins broer Alexander, toen student van Mendeljev, werden opgehangen wegens hun poging om tsaar Alexander III te vermoorden. Tussen 1890 en 1917 werden 20.000 ministers, gouverneurs, hoge ambtenaren, hoge militairen vermoord, gemiddeld twee per dag. Onder de terroristen bevonden zich ook vrouwen. De overheid reageerde met nog meer repressie en de strengste censuur van Europa(81).

Op zijn 18° haalde Lenin de gouden medaille op zijn eindexamen. Toch mocht hij niet naar de topuniversiteit van Sint-Petersburg of Moskou omdat hij de broer was van een terrorist.

De vader van Kerenski zorgde er dan voor dat hij toegelaten werd in Kazan. Als dank zou Lenin in 1917 Kerenski afzetten en proberen te executeren. In Kazan nam hij in december 1887 deel aan een vreedzame betoging. Gevolg : hij vloog van de universiteit.

Hij begon dan aan zijn zelfstudie met “Wat te doen” van Nikolaj Tsjernyjevski (1862), een handleiding voor revolutionairen, die de censuur gepasseerd was en die hij vijf keer las. Maar de strenge leefwijze van Tsjernyjevski was niets voor Lenin. Zijn bezorgde en welgestelde moeder kocht voor hem 64 ha landbouwgrond om hem uit de revolutie te houden, maar arbeid lag hem niet. Hij leefde dan van de pachtinkomsten. Hij ging rechten studeren zonder les te volgen en rondde die studie van vier jaar af in één jaar, met de hoogste cijfers. Hij werd dan (even) advocaat, hoewel hij een grondige afkeer had van advocaten en van “bourgeoisrechtspraak”. Hij verloor 13 van zijn 14 zaken.

In 1891-1892 kwamen in het Wolgagebied 400.000 boeren om van de honger. Lenin verzette zich meedogenloos tegen de hulpacties van zijn zussen, van Tolstoj, Tsjechov e.a., omdat de honger …het einde van de tsaar zou bespoedigen!

In 1893 verhuisde Lenin naar Sint-Petersburg. Hij was er meer revolutionair agitator dan advocaat. In 1894 ontmoette hij voor het eerst Nadezjda / Nadja Kroepskaja(°1869), lerares en zijn latere vrouw. Ze vond hem hard, zeer berekend, kil en agressief in zijn taalgebruik. In 1895 vertrok hij op reis naar Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk en Duitsland, om daar contacten te leggen met radicale bannelingen zoals Plechanov, auteur van “Onze verschillen” (1885). In Parijs bezocht hij de decadente “Folies Bergère” ( waar hij volgens sommigen syfilis opdeed) en Paul Lagardère, getrouwd met Marx’ dochter Laura en lid van de Commune van 1871. Dan werd hij ziek en ging op kosten van zijn moeder naar een kuuroord nabij Zürich. In december 1895 was hij weer in SPB en werd hij gearresteerd op de zetel van zijn geheime krant. Hij zat vast tot februari 1897. Dan werd hij veroordeeld tot drie jaar administratieve verbanning naar Siberië. In Krasnojarsk, tussen Omsk en Irkoetsk, logeerde hij gratis bij Claudia Popova, die in 1921, als dank voor haar goedheid, volledig onteigend werd en van honger stierf. In Siberië moest hij dus niet werken, maar amuseerde hij zich met jagen, met een Belgisch geweer, dat zijn broer hem toegestuurd had. Telkens kwam hij zonder buit terug. Idem bij het vissen. Hij las er veel: 175 kilo boeken liet hij in totaal overkomen.

Hij ontving veel brieven en kreeg zelfs een uitkering van de staat, 8 roebel, tweemaal het loon van een arbeider. 1/3° gaf hij aan een boerin die voor hem kookte en poetste. Deze luxe-statuten bestonden niet meer voor de ballingen tijdens het communisme: hun wachtte dwangarbeid.

Hij vroeg Nadja per brief ten huwelijk. Ze ging erop in. En ook zij werd ook voor drie jaar verbannen naar Siberië. Daar trouwden ze op 10 juli 1898, in de plaatselijke kerk, want zo moest het toen. Hij was dik geworden, maar Nadja zag er slecht uit: met haar uitpuilende ogen leek ze op een vis. Ze had de ziekte van Graves-Basedow. Hun huwelijk toonde weinig liefde, tenzij voor de revolutie. Lenin was dominant, Nadja voerde uit. Het huwelijk bleef kinderloos. Ze schreef: “Er wil geen klein vogeltje komen”(144). Ze leed ook aan een gynaecologische kwaal. Nadja vond de gezamenlijke ballingschap één van de gelukkigste periodes in haar leven. Op 29 januari 1899 mocht Lenin terug naar huis. Nadja moest nog zes maanden blijven, maar hij wachtte niet op haar.

In 1900 mocht Lenin naar Duitsland reizen. Pas in 1905 kwam hij terug.

De naam “Lenin”, de bekendste van zijn ruim honderd pseudoniemen, komt voor het eerst voor in een brief aan Plechanov van januari 1905. Hij vertelde nooit waar die naam vandaan kwam en ook Nadja wist het niet. Niemand weet of er verband was met de rivier Lena in Siberië. De Wolga zou logischer geweest zijn, maar Plechanov(1856-1918), de vader van het Russische marxisme, gebruikte al “Wolgin”.

In 1900 vestigde Lenin zich in München en in 1901 liet hij Nadja en haar moeder overkomen. Hij richtte er de krant “Iskra” op : de “vonk” die de revolutie zou doen ontbranden. Ze werd gedrukt in een ondergrondse drukkerij en dan in Rusland binnengesmokkeld. Tientallen smokkelaars werden betrapt en naar Siberië verbannen. Gelukkig was de Ochrana (geheime dienst van de tsaar) minder bloeddorstig dan Lenins Tsjeka en Stalins NKVD. De medewerkers van de krant leden onder de onverdraagzaamheid en de arrogantie van Lenin, die van zichzelf vond dat hij de partij was. In Rusland waren in 1902 ca. 1.000 beroepsrevolutionairen actief als agenten van de Iskra of van de partij. Ze werkten zoals Lenin met valse passen, codes, geheim schrift etc.

In 1902 verhuisden Lenin, zijn vrouw en zijn schoonmoeder naar Londen, een “uitstekende stad om van daar uit Rusland te ondermijnen”. De Engelse taal moesten ze nog leren. Londen bood al jaren onderdak aan politieke vluchtelingen zoals Marx, Engels, Kropotkin e.a. Trotski kwam er ook naartoe om met Lenin kennis te maken. In 1903 ontstond op een congres in Londen de vete tussen bolsjewieken(aanhangers van Lenin) en mensjewieken(aanhangers van Martov, die veel talrijker waren). Zelfs “de judas Trotski” keerde zich daar van Lenin af. En Lenin, die de hoofdverantwoordelijke was voor de scheuring in de partij, noemde zijn vriend Martov voortaan een vijand.

In 1904 verhuisden Lenin en co naar Genève.

Het volgend hoofdstuk gaat over tsaar Nicolaas II(1894-1917/18), die geen tsaar wou worden, ongeschikt was en evenveel bijdroeg aan de instorting van de Romanovdynastie als Lenin. Hij sprak wel perfect Engels, Duits, Frans en Italiaans, hij had een groot plichtsbesef en werkte hard.

Op 10 januari 1905 vernamen de Russische emigranten in Genève dat op 9 januari een betoging in SPB o.l.v. priester Gapon uitgelopen was op een bloedbad. De bevolking verloor haar vertrouwen in de “goede tsaar”. De revolutie was geboren. Lenin was totaal verrast door de revolutie van 1905, waarin zijn partij en zeker de bolsjewieken geen enkele rol hadden gespeeld. Opmerkelijk is dat de auteur geen verband legt met de vernederende nederlaag tegen Japan.

Na deze revolutie keerden een aantal emigranten terug naar Rusland, o.a. Martov, Trotski en Lenin.

Op 25 december 1905 ontmoette hij voor het eerst Stalin, partijafgevaardigde uit de Kaukasus, op een congres in Tampere. Stalin had een veel charismatischer leider verwacht. Pas anderhalf jaar later ontmoetten ze mekaar voor de tweede keer. Nadja had vanaf het begin een hekel aan de “onbetrouwbare en grove Georgiër”.

Na de revolutie werden de politieke partijen gelegaliseerd, de Doema ingevoerd, maar de onrust hield niet meer op en de repressie evenmin: in 1905 vielen er 15.000 doden, 70.000 mensen werden gearresteerd, 45.000 verbannen naar Siberië. Er vonden ook vreselijke pogroms plaats, waarbij meer dan 3.000 Joden werden afgeslacht door de “Zwarte Honderd”, de gewapende vleugel van de Bond van het Russische Volk. De overheden lieten begaan. De antisemitische tsaar schreef dat “het volk zich had gekeerd tegen de onruststokers, die voor 90 % uit Joden bestonden”.

Lenin werkte niet en had dus permanent geld nodig. Hij rekende op schenkingen, o.a. van zijn moeder en van schrijver Gorki. Verder richtte hij een bandietenbende op die banken, postkantoren en kluizen van stoomschepen moest overvallen. Stalin organiseerde deze onteigeningen, maar keek zelf toe van op afstand. Martov, Plechanov en de mensjewieken hadden zware kritiek op deze praktijken. Toch overviel de bende van Stalin in juli 1907 een postkoets in Tbilisi, waarbij 50 doden vielen en evenveel gewonden. Stalin overhandigde persoonlijk een deel van de buit aan Lenin. Deze moest in 1907 weer vluchten naar Finland, vandaar door de sneeuw en over bevroren meren naar Zweden en belandde opnieuw in Genève. Zijn aanhang was in Rusland gedaald van 140.000 naar 7.000 of 1/20°.

Vanuit Genève bezocht hij Gorki in Capri en samen trokken ze naar de Vesuvius en Pompeï. In 1908 vestigde Lenin zich in Parijs. Daar maakte hij kennis met Inessa Armand, een mooie Russische emigrante, op wie hij in 1910 smoorverliefd werd. Zij had vijf kinderen uit eerdere relaties, trad op als zijn tolk en vertaler en was veel mooier dan Nadja, die er onverzorgd, dik en veel ouder dan 41 uitzag. Het werd een ménage à trois. De verhalen over Lenins bordeelbezoeken en zijn syfilis gelooft de auteur niet, maar hij werd er in 1922 wel voor behandeld.

In 1911 werd premier Stolypin vermoord, ondanks al zijn hervormingen. In 1912 werden 7 bolsjewieken verkozen in de Doema, hoewel ze in SPB nog maar met 800 waren en even weinig in de rest van Rusland. Hun leider was Roman Malinovski, die tegelijk allerlei bolsjewieken verraadde aan de Ochrana en daarvoor rijkelijk beloond werd. In 1913 verraadde hij Sverdlov en Stalin, die beiden naar Siberië vlogen tot 1917, waar ze aartsvijanden werden. Lenin had hem pas door toen na de Februarirevolutie van 1917 de archieven van de Ochrana opengingen. In november 1918 hoorde hij bij de geëxecuteerden.

Ondertussen had Lenin in 1912 de Pravda gesticht, met veel geld van een rijke sponsor. De 60.000 exemplaren waren telkens in enkele uren uitverkocht. Lenin bepaalde alles, eerst vanuit Parijs, dan vanuit Krakau. De Poolse politie liet hen meer met rust dan de Parijse. Maar toen de oorlog uitbrak, vloog hij enkele dagen in de cel als “Russisch spion”. Na 11 dagen werd hij al vrijgelaten en mocht hij via Oostenrijk naar Zwitserland reizen. De tsaar was door Witte, Raspoetin e.a. gewaarschuwd dat de oorlog het einde van Rusland zou betekenen, maar hij wou niet luisteren. Ook de Russische bevolking was in de ban van het nationalisme en juichte de oorlogsverklaring van de tsaar toe. Men hoopte dat Rusland de Balkan en Constantinopel zou veroveren. De naam SPB werd omgedoopt in Petrograd om minder Duits te klinken. Van 1924 tot 1991 werd het Leningrad als eerbetoon aan Lenin.

De oorlog tegen Oostenrijk was succesvol, maar tegen Duitsland was het een ramp. Lenin zat met zijn Nadja en Inessa veilig in Bern. Daar maakte hij in 1915 kennis met de corrupte, marxistische joodse multimiljonair Israil Lazarevitsj Helphand of Alexander “Parvus”(1867-1924). Deze overtuigde hem ervan dat hij Duitse hulp nodig had om aan de macht te komen. In 1917 schreef Lenin in Zürich “Het imperialisme als hoogste staat van het kapitalisme”, maar zijn boeken brachten niets op, zodat hij in armoede leefde. Hij voorspelde dat de revolutie pas over 2 à 10 jaar zou uitbreken.

Sebestyen noemt enkele factoren die tot de Februarirevolutie geleid hebben: a) de torenhoge inflatie, waardoor de prijzen van levensmiddelen en medicijnen met 500 % gestegen waren; b)het wodkaverbod, dat de staat miljoenen aan accijnzen kostte en dat 70 jaar later ook tot de val van Gorbatsjov en van de SU leidde; c)de lange rijen voor de winkels: arbeidsters die 60 uur per week werkten, stonden ook nog eens 40 uur in de rij voor eten; d) het aantal zelfmoorden, dat verdrievoudigde, vooral bij de jongeren; e)5 miljoen Russische soldaten waren gesneuveld, gewond of krijgsgevangen; nieuwe troepen deserteerden massaal en de 250.000 soldaten in Petrograd vormden eerder een gevaar dan een bescherming; f)de tsaar en de Duitse tsarina waren alle vertrouwen van het volk en van de soldaten kwijt; g) de winter van 1916/17 was ongenadig koud, waardoor de bevoorrading van de steden uitviel; h) de elite daarentegen leefde verder in luxe, overdaad en seksuele losbandigheid (331-334).

Op 23 februari (2 maart), Internationale Vrouwendag, brak de revolutie uit, een spontane uitbarsting van volkswoede. Ze ging gepaard met veel geweld: politieagenten werden gelyncht en gestenigd, de regimenten van Petrograd deden mee, er vielen meer doden dan bij de Oktoberrevolutie: 1433 in Petrograd en 3.000 in Moskou.

Net zoals in 1905, was Lenin totaal verrast en speelden de bolsjewieken geen enkele rol.

De Doema stelde een Voorlopige Regering aan o.l.v. prins Georgi Lvov(1861-1925). Zowel de regering als de legertop adviseerden de tsaar om af te treden. Hij deed dit op 2 maart (15 maart nieuwe kalender).

Joeli Martov bracht Lenin op het idee om in het geheim via Duitsland naar Rusland te reizen. Parvus zorgde, samen met de geheime dienst van de Duitse keizer, voor de organisatie en de miljoenen. Generaal Ludendorff had nog nooit van Lenin gehoord, maar was voor het plan: het kon Rusland destabiliseren en de vrede op het Oostfront was nodig nu de VSA gingen deelnemen aan de oorlog. Ook Kaiser Wilhelm keurde het goed.

Het zou gaan om veel geld: 50 miljoen goudmark of 100 miljoen euro, maar Sebestyen acht dat cijfer te hoog(397). Na de Oktoberevolutie werden alle documenten hierover bewust vernietigd.

In 1918 wou Parvus terugkeren naar Rusland, maar Lenin verbood dit. In 2.000 schreef Elisabeth Heresch zijn biografie: “Geheimakte Parvus. Die gekaufte Revolution”. Deze staat helaas niet in de bibliografie(683-692).

Na 16 jaar in West-Europa, trokken Lenin en zijn volgelingen dus naar het station van Zürich, waar boze mensen hen uitscholden voor “verraders en Duitse spionnen”. De reis in een verzegelde trein begon op 27 maart en duurde 7 dagen (aan 40 km per uur). Ze wordt uitvoerig, maar weinig kritisch beschreven door Catherine Merridale in haar “Lenin in de trein”(2017). Tijdens die reis maakte hij zijn pamflet “De Aprilstellingen” af, waarin hij volledig brak met Marx, die beweerd had dat elke maatschappij eerst een burgerlijke kapitalistische fase moest doorlopen voordat de socialistische revolutie kon plaatsvinden(355). Lenin zei dat het agrarische Rusland die fase kon overslaan en dat de revolutie snel zou overslaan op heel Europa.

In de trein was Lenin de enige baas. Hij besliste over alles en voerde er (wijselijk) het rookverbod in.

Hij arriveerde in Petrograd op Pasen, waardoor er veel mensen aanwezig konden zijn. Meteen hield hij een zeer opruiende toespraak, waarvoor hij veel kritiek kreeg.

De Voorlopige Regering had veel vrijheden ingevoerd: pers, mening, toestemming voor de emigranten en ballingen om terug te keren, allemaal zaken die de bolsjewieken meteen afschaften tot 1990. Helaas misbruikte de bevolking de nieuwe vrijheden ook om nationale monumenten af te breken. De regering ondergroef haar eigen macht ook door de Sovjet meteen te erkennen als mede-wetgever, die alle voorstellen kon afkeuren en dikwijls ook deed. Er ontstond zo een situatie van twee machten. De Sovjet was niet representatief en niet democratisch, de Doema evenmin: het was vooral een afvaardiging van adel, burgerij en industriëlen, die zeer bang waren van de massa’s en van de soldaten. Ook in andere steden ontstonden sovjets, waarvan veel leden amper konden lezen en schrijven en waar de meeste beslissingen genomen werden in grote haast en chaos. De sovjets hadden snel de machtsmiddelen in handen: het leger, het spoor, de post, de telegrafie. En Lenin had dat snel door. Regeringsleider Lvov viel op door zijn goedheid en besluiteloosheid. De socialist Kerenski volgde hem op. Hij was lid van de Doema én van de Sovjet. Lenin beschouwde hem als de gevaarlijkste vijand van de bolsjewieken. De auteur beschrijft Lenin als een cynisch en onbeschoft populist, demagoog, leugenaar, die beloofde alle complexe problemen zoals de honger op te lossen met eenvoudige middelen. Zo wist hij de mensen enthousiast te maken voor zijn zaak.

Van maart tot november 1917 waren er bijna dagelijks politieke bijeenkomsten en protestmarsen en uit het leger deserteerden 10.000 soldaten per dag. Boeren verjaagden of vermoordden landeigenaars en namen de gronden in beslag. Lenin zou ze later weer afpakken. Het was chaos alom en de regering was machteloos. Kerenski wou Lenin ontmoeten, maar deze weigerde. Hij sprak hem wel tegen op het eerste congres van de sovjets in juni 1917, waarbij hij beweerde dat Lenin dictator wou worden, wat nadien ook uitkwam.

Op 5 juli schreef een krant dat Lenin gefinancierd werd door de Duitse regering, waarop Kerenski gelastte hem aan te houden, maar hij vluchtte voor drie maanden naar Finland.

Midden augustus speelde de zgn. coup van Kornilov zich af. Deze generaal wilde Kerenski niet omverwerpen, maar hem er wel toe brengen om strenger op te treden tegen de bolsjewieken en de Sovjet, “een raad van ratten en honden”, uit te schakelen. Kerenski beschuldigde hem van een staatsgreep en liet hem arresteren. De bolsjewieken beweerden 70 jaar lang dat zij een staatsgreep en de terugkeer van de tsaar vermeden hadden. Voor Kerenski was dit een ramp: ook rechts beschouwde hem nu als een zwakkeling. Bovendien werden de voedselrijen nog langer, de inflatie ging omhoog en de prijzen verviervoudigden tussen februari en september. Meer dan 5.000 fabrieken in Petrograd en Moskou waren gesloten,, meer dan 100.000 arbeiders waren hun baan kwijt, soldaten ontvluchtten het leger, het aantal bolsjewieken nam toe tot 350.000 rond 1 september. Lenin drong vanuit Finland aan op een tweede revolutie, Trotski verving hem als spreker en agitator.

Op 7 oktober 1917 nam Lenin, verkleed als dominee, de trein naar Petrograd. Op 10 oktober kwam hij aan op zijn schuilplek, bij journalist Soechanov. Daar werd door twaalf bolsjewieken besloten tot de revolutie. Onder hen: Lenin, Trotski, Stalin, Dzerzjinski, Sverdlov(433). Kamenev en Zinovjev waren hevig tegen een staatsgreep en schreven dat in Gorki’s krant. Lenin noemde hen verraders. Stalin was milder, maar hij nam later wraak tijdens zijn Terreur. Kerenski ondernam niets om een staatsgreep te voorkomen, overtuigd als hij was dat hij de daders zou verpletteren.

Toen de bolsjewieken dan op 25 oktober 1917 de macht grepen, dacht iedereen, inclusief de buitenlandse ambassadeurs, dat het voor heel korte tijd zou zijn. De auteur vertelt weinig over de bestorming van het Winterpaleis. We verwijzen daarvoor naar ooggetuige John Reed in zijn “Tien dagen die de wereld deden wankelen”.

Daags na de coup legde Lenin de pers al aan banden en verbood hij de kranten van de oppositie, hoewel hij op 15 september nog persvrijheid had beloofd. Hij liet beslag leggen op de drukpersen en op het krantenpapier en hij liet redacteurs en journalisten arresteren. Zelfs de krant van Gorki, één van zijn sponsors, werd in de zomer van 1918 verboden.

Kerenski kon ontsnappen, de rest van de regering werd gevangen genomen. Hij vluchtte naar het front, in de hoop met het leger de hoofdstad te heroveren, maar de meeste soldaten hadden geen zin. Hij hield zich nog tot 1922 schuil in Rusland of Finland en trok dan naar Berlijn, vervolgens Parijs, New York, Californië. Hij stierf in 1970 op 89-jarige leeftijd en overleefde dus de meeste 19° eeuwse bolsjewieken. Alleen Molotov(1890-1986) werd nog ouder: 96 !

De bolsjewistische regering ondervond veel tegenkantingen van de ambtenaren, die niet wilden meewerken. Om aan geld te komen, liet Lenin Rode Gardisten binnenvallen in de Nationale Bank. De volkscommissarissen (nieuwe naam voor ministers) waren van niets op de hoogte: het ontbrak hen aan capabele mensen. Lenin regeerde op zijn eentje per decreet: hij besliste in hoog tempo over vrede, land, werktijden, nationaliteiten, vrouwenrechten, nationalisaties, Tsjeka. De Sovjet had niets meer te zeggen. Kamenev en Zinovjev probeerden Lenin nog te overtuigen om ook mensjewieken en sociaalrevolutionairen in zijn regering op te nemen, maar Lenin wou enkel bolsjewieken en terreur als middel. De Tsjeka kwam onder de Pool Dzerzjinski, zelf onkreukbaar, maar genadeloos. Zijn medewerkers daarentegen stalen de bezittingen van de bourgeoisie en verkochten ze aan hun vrienden. Het voormalige kantoor van Lloyd werd het gebouw van de Tsjeka in Moskou en kreeg de beruchte naam Loebjanka: het werd één van de vreselijkste gevangenissen ter wereld. In 1918 werden er volgens Dzerzjinski 884 mensen gedood, maar het waren er veel meer. De Tsjeka was ook meedogenlozer dan de Ochrana en het regime in de goelag was veel erger dan toen Lenin en Stalin er zaten te vissen en te jagen. Lenin beval ook om arrestaties voortaan ’s nachts uit te voeren. Tijdens Stalin bereikte dit systeem van de nachtelijke klop op de deur zijn hoogtepunt. Velen hadden hun koffertje al klaar staan.

Ondertussen moest Lenin nog snel vrede sluiten met Duitsland. Trotski maakte de geheime verdragen van de tsaar met Frankrijk en Engeland bekend: het Midden-Oosten zou opgedeeld worden en Rusland zou Constantinopel krijgen. De vredesonderhandelingen begonnen al op 1 december 1917 in Brest-Litovsk, nu Wit-Rusland. Bij de Russische delegatie zaten ook een ongeschoolde arbeider en een oude boer die door Kamenev op straat was opgepikt.

Het werd een vernederende vrede: Rusland verloor Finland, de Baltische staten, Polen, Oekraïne of 1,8 km², 62 miljoen mensen, 32% van zijn landbouwgrond, 54 % van zijn industrie, 89 % van de koolmijnen en ook nog eens 120 miljoen goudroebel. En drie havens aan Turkije.

Lenin betaalde zijn Duitse miljoenen dus wel in veelvoud terug.

Tegen zijn zin had hij in november 1917 eenmalig verkiezingen toegestaan: de bolsjewieken haalden slechts 24 %. De sociaalrevolutionairen kregen 39 %. Dan begon Lenin met het verbod op de Cadettenpartij en de arrestatie van haar gekozenen. Op 5 januari 1918 kwam de constituante bijeen in het Taurische paleis. Demonstraties waren verboden en de Rode Gardisten schoten minstens tien mensen dood. De sociaalrevolutionair Tsjernov werd gekozen tot parlementsvoorzitter en veroordeelde meteen de Oktoberrevolutie. De vergadering weigerde Lenins decreten goed te keuren, waarop Lenin bevel gaf ze te ontbinden. Iedereen werd naar huis gestuurd en de kortstondige democratie werd op 6 januari 1918 vervangen door een langdurige dictatuur. De bevolking berustte erin.

Twee ex-ministers van de Voorlopige Regering werden gedood door matrozen. De moordenaars werden met rust gelaten, want nu moesten er twee bourgeois-monden minder worden gevoed. Lenin beschouwde het geweld als een gerechtvaardigde wraak van het volk op de bourgeoisie en riep zelf op tot een oorlog tegen de “rijke parasieten”. Hun huizen werden geplunderd en vernield, de rijken werden uitgehongerd en moesten hun huizen delen met de armen. Ze kregen ook geen toestemming meer om naar de universiteit te gaan.

Lenin verving de rechtbanken door volksgerechten, waar analfabete arbeiders en boeren wraak konden nemen en het publiek de straf bepaalde. Geleidelijk werden het besloten zittingen van tien minuten, onder leiding van drie partij- of Tsjeka-leden.

Op 21 februari 1918 ging Lenin nog een stap verder door te decreteren dat Rode Gardisten “profiteurs en contrarevolutionairen” ter plekke mochten doodschieten zonder proces.

In de nacht van 10 op 11 maart 1918 verhuisde Lenin tegen zijn zin de regering naar Moskou, de hoofdstad van voor Peter de Grote. Die lag verder van het front en hij vertrouwde de vrede met Duitsland niet.

Moskou en het Kremlin lagen er verwaarloosd bij. De renovaties begonnen meteen. Inessa was nu weer in Lenins buurt. Op korte tijd zouden heel veel bolsjewieken zich in het Kremlin vestigen.

Ondertussen heerste in Rusland grote hongersnood als gevolg van de oorlog, het ontwrichte transportsysteem en de misoogsten. Lenin gaf de schuld aan de koelakken, zogenaamd rijke boeren en zijn terreur tegen hen verergerde de hongersnood. In feite kende Rusland zeer weinig rijke boeren; weinigen hadden meer dan één paard, één koe of één ploeg. Slechts 2 % hadden een loonarbeider in dienst. En het land dat de boeren zouden krijgen na de onteigening van adel, kerk en industriëlen, zagen ze nooit. Door de voedselcrisis in 1918-1919 vertrokken miljoenen uitgemergelde stadsmensen naar het platteland, uit Petrograd zelfs 2/3° ! Lenin stuurde in mei 1918 gewapende arbeiders en Rode Gardisten naar de boeren om hun laatste korrels graan op te eisen. Dit gebeurde met afranselen en ophangen in het openbaar: in één jaar werden minstens 37.000 boeren afgemaakt, dorpen platgebrand, zaaigoed afgepakt(499). Molotov zei in de jaren ’70 dat Lenin zich hierbij nog harder toonde dan Stalin. Het resultaat viel tegen: er werd slechts 0,5 miljoen ton meer opgehaald op 49 miljoen ton.

De oorlog tegen de boeren zorgde ervoor dat de linkse sociaalrevolutionairen in verzet kwamen tegen Lenin: ze reageerden met moordaanslagen op bolsjejewieken en op de ambassadeur van Duitsland. Trotski sloeg hun opstand neer. Hun leidster Spiridonova werd pas tijdens Stalin naar de goelag gedeporteerd (1937) en daar in 1941 doodgeschoten.

Het volgende hoofdstuk gaat over de moord op het tsarengezin. De auteur is er 100 % van overtuigd dat Lenin, die alles besliste, de opdracht gaf aan Sverdlov, zeer waarschijnlijk op 12 juli 1918.

Na de moordpartij verklaarde Sverdlov (alias Jankiel Solomon) aan Lenin en zijn ministers dat ze enkel de tsaar hadden vermoord en dat ze de rest van het gezin naar een veilige plek hadden overgebracht. Deze leugen verscheen ook in de regeringskrant Izvestia. Heel de top was het eens met de executie. Aan Trotski zei Sverdlov wel dat ze iedereen doodgeschoten hadden. Voor Lenin waren de Romanovs een “300 jaar oude schandvlek” en hij had al lang besloten dat ze uitgeroeid moesten worden. Nadien werd er ook een klopjacht gehouden op hun aanverwanten, die ook bijna allemaal uitgeroeid werden. Zie hiervoor de catalogus van de tentoonstelling over de Romanovs in de Amsterdamse Hermitage,2017.

De meedogenloze Jood Jakov Joerovski, alias Jankiel Chaïmovitsj, was de leider van het executiepeloton en de moord gebeurde in de nacht van 16 op 17 juli 1918.

Het is trouwens opvallend hoeveel Joden meewerkten met Lenin: Parvus, Martov, Trotski, Kamenev, Zinovjev, Joerovski, …

De lijst van de moordenaars is anders dan bij Elisabeth Heresch, die ook Imre Nagy, de Hongaarse held van 1956, erbij vernoemt.

Joerovski eiste de eer voor zich op om zelf de tsaar en de troonopvolger te doden en hij vertelde met veel trots over zijn wreedheid: toen Alexis niet meteen dood was, trapte hij met zijn schoenen op zijn hoofd en schoot hem een kogel in het oor.

In Moskou en Petrograd reageerde de bevolking apathisch op het krantenbericht. Een maand later vond een aanslag op Lenin plaats, maar hij overleefde die. De dader was een sociaalrevolutionair: Fanny Kaplan. Op 4 september werd ze doodgeschoten en haar lichaam werd vernietigd. Als vergelding voor de aanslag, werden overal in het land mensen geëxecuteerd: officieel 6.185, in feite veel meer.

De moordaanslag vormde het begin van de Lenincultus, die Stalin, Mao en Kim Il-Sung navolgden en die 100 jaar later nog bestaat. Zinovjev zette de cultus in met zijn uitspraak: “Lenin is de grootste leider die de mensheid ooit heeft voortgebracht” . Trotski en de kranten deden er nog een schep bovenop.

Een volgend hoofdstuk gaat over de vele voorrechten die al tijdens Lenin ontstonden voor de nomenclatura, de communistische top: mooie appartementen in het Kremlin, exclusieve winkels, eten in overvloed tijdens de hongersnood, personeel en paleizen zoals de tsaren, steekpenningen, kuuroorden, datsja’s, luxueuze hotels, jonge minnaressen (532-533). Lenin gaf al in 1919 de opdracht aan Stalin om hier controle op uit te oefenen, maar hij weigerde de voorrechten in te perken, want anders kon hij niet aan de top komen. Lenin zelf leefde sober.

Vanaf 1920 censureerde hij ook de bibliotheken: de boeken van 94 auteurs mochten niet meer gelezen worden. De opbouw van het Rode Leger liet hij over aan Trotski, die even weinig van het leger kende als hij. Trotski nam het tsaristische officierenkorps over. Stalin zette er vanaf 1937 het mes in: zelfs topmaarschalk Toechatsjevski liet hij executeren.

Tijdens de burgeroorlog tegen de Witten, had het Rode Leger geluk dat die verdeeld waren. Ze kregen ook onvoldoende steun van de Geallieerden, die als eerste prioriteit de overwinning tegen Duitsland hadden. Zowel Roden als Witten begingen wreedheden. Geregeld waren er pogroms tegen Joden, “de moordenaars van de tsaar”, meestal door Witten, soms ook door Roden. In Versailles lieten de Amerikanen en de Britten de Witten vallen. Zij verlieten massaal het land: met 1,5 à 2 miljoen in 1918-1919, vooral geschoolde mensen. Einde 1919 was de burgeroorlog voorbij. Er ontstond wel een “cordon sanitaire” rond Rusland, dat zijn schulden aan het Westen niet wou terugbetalen en ermee dreigde om het communisme overal te verspreiden via de Komintern, die van 1919 tot 1943 ruim 27 landen vertegenwoordigde.

Op 24 september 1920 overleed Inessa Armand op haar 46° aan cholera. Lenin zorgde voor een staatsbegrafenis op 11 oktober. Daarbij was hij uitzonderlijk geëmotioneerd en zelfs Nadja huilde. Lenin en Nadja adopteerden dan twee kinderen van Inessa.

Ook in 1920 viel het pas onafhankelijke Polen binnen in Oekraïne en veroverde het Kiev. Toechatsjevski kon hen verdrijven. Dan beval Lenin hem om Warschau te veroveren, tegen het advies van Trotski in, maar dat lukte pas in 1945. In maart 1921 moest Lenin het Verdrag van Riga ondertekenen, waarbij hij Oekraïne, Litouwen, Wit-Rusland en Oost-Polen moest opgeven. Zijn wereldrevolutie moest tot 1939 gebeuren zonder het Rode Leger, enkel met dure propaganda via de Komintern. Eén voorbeeld: John Reed kreeg 1 miljoen roebel om het communisme in de VSA te propageren(582). Dat uitdelen van geld bleef duren tot in de jaren ’80. Lenin deelde 5 miljoen roebel uit, terwijl de Russen van honger stierven(583).

Op 28 februari 1921 eisten de matrozen vrije verkiezingen, vrije vakbonden, vrije pers en opheffing van de Tsjeka. Lenin beval Trotski en Toechatsjevski in te grijpen met het leger in Kronstadt. Duizenden matrozen werden gedood. Terreur en executie van gevangenen werden dagelijkse routine.

In 1921 trof een zware hongersnood het Wolgagebied, Oost-Oekraïne, de Oeral en Kazachstan. De graanopeisingen en de massale verkoop van graan aan het buitenland waren de oorzaak. De honger leidde tot meer dan 700.000 doden en kannibalisme. Maar dat mocht van Lenin niet in de kranten komen. Amerikaanse hulp redde honderdduizenden levens. Toechatsjevski moest van Lenin de boerenopstanden neerslaan met … gifgas en hele dorpen platbranden (594).

De orthodoxe kerk bood het langst weerstand aan Lenins aanvallen. Hij liet de Tsjeka kerken plunderen, zogezegd tegen de hongersnood en geestelijken op wrede wijze vermoorden: 30 bisschoppen en 1200 priesters werden omgebracht. Tussen 1919 en 1934 werden 97% van de kerken, synagogen en moskeeën leeggeroofd en gesloten. De buit was zeer groot.

In 1922 lanceerde Lenin noodgedwongen de N.E.P., nieuwe economische politiek, om de economie weer op gang te trekken. In de partij was er veel verzet tegen deze “terugkeer naar het kapitalisme”. Ineens was er weer veel boter, kaas en vlees te koop. Het aanlokken van buitenlandse investeerders mislukte: enkel de uitgeweken Russische Jood Armand Hammer kwam ter hulp.

Vanaf 1921 ging de gezondheid van Lenin fel achteruit. Hij was permanent moe. Twee beroemde Duitse professoren werden aangetrokken, met beperkt succes. In mei 1922 kreeg hij zijn eerste beroerte: zijn rechterhelft was verlamd, hij sprak moeizaam en kon niet meer rekenen. Hij werd onderzocht op syfilis, wat hij wellicht niet had, maar toch kreeg hij een dosis arsenicum. Hij vroeg om vergif, maar kreeg het niet. Het Kremlin verzweeg de beroerte. Op 13 en 15 december kreeg hij weer beroertes: hij kon niets meer schrijven en vroeg opnieuw vergif aan Stalin. De artsen, 26 in totaal, inclusief zeer dure buitenlandse specialisten, verboden hem nog te werken en bezoekers te ontvangen. Stalin moest dit controleren. Lenins “testament”, eerder losse aantekeningen, was zeer onduidelijk. Hij dicteerde het tussen 22 december 1922 en 4 januari 1923. Hij noemde Stalin te grof, wat Nadja ondervond, en Trotski de meest capabele, maar met extreme zelfoverschatting(621-622).

In maart 1923 kreeg Lenin weer een beroerte, waardoor hij niet meer kon spreken en rechts verlamd was. Op 21 januari 1924 stierf hij in Gorki. Stalin en Zinovjev organiseerden de begrafenis. Trotski was door ziekte afwezig. Op vraag van Stalin en tegen de zin van Nadja, die geen verheerlijking wou, werd zijn lichaam gebalsemd en in een houten mortuarium gelegd. Zijn hersenen werden onderzocht om te zien of hij super-begaafd was, maar ze bleken heel gewoon te zijn: 1340 gram, terwijl het gemiddelde voor een man tussen 1300 en 1400 ligt. Vanaf augustus 1924 werd het mausoleum opengesteld voor het publiek. Nadja werd een marionet van Stalin, die ze haatte. In 1939 verving Stalin het houten gebouw door het marmeren en granieten, dat er nu nog staat.

Beoordeling. Sebestyen heeft grondig werk verricht. Hij vertelt heel boeiend en in kordate taal, zonder omwegen. Kijk maar naar zijn verslag van de vooraf geplande moord op heel de tsarenfamilie en de leugens die daarbij in stand gehouden werden of zijn verhalen over Inessa Armand, de minnares van Lenin, met wie hij een vaste relatie had en die bij hem en Kroepskaja inwoonde en die na zijn dood geschrapt werd uit de Sovjetgeschiedenis.

Sebestyen tekent het beeld van een intelligente en zeer belezen man, goede organisator, briljante redenaar, meedogenloze dictator, die met niemand een compromis wou sluiten, behalve met de Duitse vijand om zijn ultiem doel te bereiken: dictatuur over i.p.v. van het proletariaat. Hij geeft ook duidelijk aan wat de oorzaken waren van de Februarirevolutie en de zwakheden van de Voorlopige Regering.

Soms zit er een detailfout in de datering: de revolutie begon op “2 maart” en de tsaar trad af op “1 maart” (339,343). De ene keer zegt de auteur dat Lenin 10 jaar in ballingschap vertoefde(364), de andere keer 16(353). Martinov op p. 198 moet Martov zijn. Morozov pleegde zelfmoord in “1902”, maar leefde tot 1905(154). Het woord “volkscommissaris” leidt hij af van “commissarius”(p.32), maar dat bestaat niet in het Latijn. De pagina’s met de foto’s (tussen 240-241 en 480-481) zijn helaas niet genummerd en in de tekst wordt er ook niet naar verwezen. De voetnoten lonen de moeite om te lezen, want ze bevatten altijd interessante informatie. Het boek is voorzien van kaarten (10-15), maar ze zijn vaag en vaak genoemde plaatsen zoals Simbirsk en Kokoesjkino staan er niet op. Je hebt dus een atlas nodig bij de lectuur. Het register is wel compleet.

De ondertitel in de originele uitgave (“The Dictator”) is krachtiger dan die in de vertaling: “Leven en legende”. In de bibliografie(683-692) mis ik de boeken van Elisabeth Heresch over Parvus en over de moord op de tsarenfamilie en verder ook “Revoljoetsia” van Kees Boterbloem. De vertalers hebben niet de moeite gedaan om de titels die ook in het Nederlands bestaan erbij te zetten. Enkele voorbeelden : Robert Conquest, Orlando Figes, Roy Medvedev, Catherine Merridale, Richard Pipes, John Reed, Simon Sebag Montefiore, Dmitri Volkogonov.

Ik ben benieuwd wanneer dit boek in Rusland zal mogen verschijnen. Hoe vlugger, hoe liever.

Referentie:

Victor Sebestyen,

Lenin. Leven en legende.

Uitgeverij Spectrum, Houten / Lannoo, Tielt, 2017.

717 p., kaarten, foto’s, personages, noten, bibliografie, register.

ISBN 978 90 00 35453 5; € 39,99.

Bewijsnummer naar :

Uitgeverij Lannoo

t.a.v. Laurence Deschout

Kasteelstraat 97

8700 Tielt

laurence.deschout@lannoo.be

Jef Abbeel juni-juli 2017 www.jefabbeel.be

bottom of page